1896 - Athene

Athene 1896

De Olympiade van 1896 was de eerste in een lange rij nadat de Romeinse keizer Theodosius I (346-395) de klassieke Olympische Spelen in 393 verboden had. Op initiatief van Baron Pierre de Coubertin (1863-1937) werd ze van 6 tot en met 15 april 1896 in Athene georganiseerd.

De Franse historicus en pedagoog Pierre baron de Coubertin (1863-1937) was de stichter van deze moderne Olympische Spelen. De uitspraak "Deelnemen is belangrijker dan winnen" die vaak aan hem gelinkt wordt, kwam echter niet uit zijn mond. In 1908 zei de bisschop van Pennsylvania:

"Het belangrijke in het leven is niet de triomf, maar de strijd, het essentiële is niet om gewonnen te hebben maar om goed te hebben gestreden."

Op aandringen van de Coubertin werden ook kunstwedstrijden in het programma opgenomen. Onder het pseudoniem Georges Hohrod en M. Eschbach won hij op de Spelen van 1912 in Stockholm zelf een gouden medaille in literatuur, een onderdeel dat tot de Spelen van 1948 behouden bleef.

Programma

Op het programma atletiek, gewichtheffen, schermen, schieten, tennis, turnen, wielrennen, worstelen en zwemmen.

Ook zeilen was voorzien, maar werd door gebrek aan goede boten afgevoerd.

Omwille van de hevige wind ging ook het roeien op de geplande wedstrijddag niet door.

In totaal werden er 43 wedstrijden georganiseerd in negen verschillende disciplines.

Het atletiekgebeuren ging door in het eeuwenoude maar gerenoveerde Panathinaiko Stadion. Mooi voor de toeschouwers maar moeilijk voor de lopers, want de baan was slechts 330 meter lang met lange rechte stukken en zeer korte, scherpe bochten. Ze bestond ook uit zachte, losse sintels wat het lopen moeilijk maakte. Bovendien liep men de wedstrijden met de klok mee.

Deelnemers

In dat Panathinaiko Stadion traden 241 atleten aan uit 14 verschillende landen.

De deelnemers moesten zich ter plaatse inschrijven, zelf voor slaapgelegenheid zorgen en werden niet door hun land afgevaardigd.

Zo was het grootste deel van de Britse deelnemers student met een interesse in Griekse kunst of ambassadepersoneel.

Er waren ook Belgen en Russen ingeschreven, maar die trokken zich terug en het is onduidelijk of de Chileense atleet daadwerkelijk heeft deelgenomen.

Geen vrouwen a.u.b.

Vrouwen waren op die eerste moderne Spelen niet welkom, de Coubertin vond hun deelname "onpraktisch, oninteressant, onesthetisch en onjuist".

Maar toch nam er eentje deel aan de marathon, de arme Griekse boerin Stamati Revithi (1866-1896) die leefde in de buurt van Athene en bekend werd als 'Melpomene'. Ze was een jonge weduwe die haar oudste kind aan ondervoeding verloren had. Toen ze hoorde dat er door de Griekse leiders een enorme sportmanifestatie georganiseerd werd en dat van over de hele wereld prominente personen haar geboortestad zouden bezoeken, dacht ze dat dit een uitgelezen kans was om haar situatie te verbeteren. Ze was geen slechte langeafstandsloper en besloot om de marathon te lopen, om op die manier de aandacht van de Griekse koning te trekken. Maar ze wist niet dat Pierre de Coubertin (1863-1937) hartstochtelijk tegen vrouwelijke deelname aan sporten was. Aan de officiële marathon mocht ze dan ook niet deelnemen, daarom legde ze de 42 kilometer 's anderdaags in haar eentje af. Als klap op de vuurpijl mocht ze na vijf uur en dertig minuten het stadion niet in en dus liep ze die laatste ronde rond het gebouw. Bovendien weigerden de organisatoren een verklaring te ondertekenen, waarin haar prestatie vermeld werd. Omdat de officials zich zelfs haar naam niet meer herinnerden, noemde men haar Melpomene, naar de Griekse muze van de tragedie.

Pas dertig jaar later werd de eerste marathon voor vrouwen betwist, die door de Britse Violet Piercy (1901-1972) met een chrono van 3.40.00 gewonnen werd.

Zilveren medaille

De winnaars werden bekroond met een diploma, een uit olijftwijgen geweven kroon en een zilveren medaille.

De gouden medailles werden pas in 1904 ingevoerd. De nummer twee kreeg brons, voor de derde plaats was geen medaille voorzien.

Flexibele organisatie

De organisatoren waren zeer flexibel. Turner Louis Zutter (1856-1946) merkte tot zijn verbazing dat hij de enige Zwitserse deelnemer was, maar met goedkeuring van de organisatoren sloot hij zich aan bij de Duitsers. Als klap op de vuurpijl won hij voor hen het paard voltige, met de Duitse ploeg het onderdeel parallelle baren en haalde hij ook twee tweede plaatsen. Op de foto werd hij na zijn overwinning op de parallelle baren door zijn Duitse ploegmaats Alfred Flatow (1869-1942) en Herman Weingartner (1864-1919) op de schouders gehesen.

Amerikaanse studenten

De Amerikaanse deelnemers waren studenten van de Princeton University. Tot ongenoegen van de Griekse gastgever was de Amerikaanse ploeg de grote slokop qua podiumplaatsen, al was ze amper één dag voor de opening toegekomen. De Amerikanen dachten immers dat er pas twaalf dagen later zou gestart worden, maar de Grieken gebruikten de Juliaanse kalender, vandaar de verwarring.

'Would be' prof uitgesloten

Carlo Airoldi (1869-1929), de Italiaanse topfavoriet voor de marathon, werd nog voor de start gediskwalificeerd. Om aan de Spelen te kunnen deelnemen liep de brave man vanuit Milaan via Oostenrijk en Kroatië naar de Griekse hoofdstad. Om tijdig in Athene te zijn moest hij dagelijks 70km afmalen, maar daar wachtte hem dus die onaangename verrassing. Het jaar voordien had hij de wedstrijd Milaan-Barcelona gewonnen, een twaalfdaagse race over 1.050 km en dat had hem 2.000 Pesetas opgeleverd. Voor de jury reden genoeg om hem als professional te beschouwen en dus kreeg hij startverbod.

Eerste Olympisch kampioen

De Amerikaan James Brendan Connolly (1868-1957) werd de eerste Olympische kampioen. Met 13m71 won hij het hink-stap-springen. Vlak voor zijn laatste poging legde hij zijn pet één meter verder dan de verste sprong op dat ogenblik en wonder boven wonder slaagde hij in zijn opzet. Later eindigde hij tweede in het hoogspringen uit stand en derde in het verspringen. Connolly had van zijn universiteitscoach geen toelating gekregen voor zo'n lange afwezigheid. "Welke spelen? In welk Athene?" vroeg die zich af. Eén van zijn professoren, die ook beschermheer was van de atletiekclub, gaf hem de raad uit Harvard te vertrekken. Connolly stopte zijn studies en sloot zich aan bij de kleine Suffolk Athletic Club in South Boston. Klein probleempje: de reis naar Athene kostte 350 dollar, maar in de clubkas zat amper 250 dollar. Twee priesters van de St.-Augustinuskerk organiseerden daarop een taartenverkoop, die 90 dollar opbracht en op 20 maart 1896 klom Connolly in New York met zijn maats aan boord van de oceaanreus Fulda. Via Bremen en Gibraltar ging het naar Napels, vandaar met de trein naar Brindisi en opnieuw per boot naar Patras. In Italië werd hij echter beroofd, Connoly liep de dief achterna haalde hem in en redde daardoor zijn toegangsbewijs voor de Spelen. Hij nam in 1900 ook deel aan de Spelen van Parijs en met 13,97 eindigde hij daar tweede in het hink-stap-springen. Vier jaar later in het eigen Los Angeles was hij opnieuw van de partij, dit keer als journalist. Connolly keerde nooit terug naar Harvard, in 1949 bood de Universiteit hem een eredoctoraat aan dat hij prompt weigerde.

Griekse trots

Hoogtepunt voor de Grieken was de overwinning van landgenoot Spyridon Louis (1873-1940) in de marathon. Zeventien deelnemers aan de start, waaronder vijf buitenlanders. Zeer hoge temperaturen leidden tot de gevreesde incidenten. Nog voor halfweg waren heel wat deelnemers ingestort. Bij het ingaan van de laatste tien kilometer liep Teddy Flack (1873-1935), de Australiër die voordien de 800 en 1500m gewonnen had, aan de leiding. Maar net als de Franse leider Albin Lermusiaux (1874-1940) aan kilometer 32, hield Flack het bij kilometer 35 voor bekeken. Daardoor kwam schaapsherder Spyridon Louis, die halfweg voor een goed glas wijn gestopt was, aan de leiding. Na 2h58.50 liep hij voor 70.000 laaiende toeschouwers als eerste over de streep, begeleid door de Griekse kroonprins Constantijn I (1868-1923) en diens broer Prins George (1869-1957). Na aankomst weigerde hij de aangeboden verfrissing, maar sloeg hij opnieuw enkele glazen wijn achterover. Zeven minuten later finishten twee andere Grieken. Kharilaos Vasilakos (1877-1969) werd tweede, Spyridon Belokas (1878-?) derde, maar die werd later wegens liften gediskwalificeerd, waardoor de Hongaar Gyula Kellner (1871-1940) als derde op het podium kwam. Na de wedstrijd schonk een bewonderaarster Louis een gouden uurwerk en een maffe ambtenaar overhandigde hem 20.000 Drachmen. Ook de Griekse koning wilde hem belonen, hij mocht vragen wat hij wou.

"Geef mij maar een nieuw paard met kar," luidde het lakonieke antwoord en zo geschiedde.

Louis werd tot nationale held gebombardeerd, een status die hem goed van pas kwam om zijn broer vrij te krijgen, die na een messengevecht in de gevangenis was beland. Na zijn overwinning liep Spyridon geen enkele wedstrijd meer. In 1926 werd hij gearresteerd op verdenking van het vervalsen van militaire documenten. Men sprak hem echter vrij, omdat journalisten schreven dat de nationale held "zoiets laags nooit zou doen". In 1936 droeg hij de Griekse vlag als eregast op de Spelen van Berlijn. Niet alleen het  Griekse Olympisch Stadion draagt zijn naam, ook heel wat Griekse sportverenigingen werden naar hem vernoemd.

Weldoener loopt blauwtje

De Griekse zakenman, miljonair en weldoener George M. Averoff (1815-1899) was zo onder de indruk van Louis' prestatie dat hij hem de hand van zijn dochter aanbood. Tot grote verbijstering van de brave man weigerde Spyridon met de dame te trouwen.

Op verzoek van kroonprins Constantijn I (1868-1923) had Averoff financieel bijgedragen aan de restauratie van het reeds in 330 v.C. gebouwde Olympisch stadion, waarvoor hij zelfs wit marmer gebruikte, waardoor de oorspronkelijk geraamde 585.000 drachmen tenslotte naar 920.000 drachmen stegen. Tijdens de Spelen zelf was hij lid van het ontvangstcomité voor buitenlandse gasten. Als dank voor zijn bijdrage werd aan de ingang van het stadion zijn standbeeld geplaatst, waar het overigens nog altijd staat.

Toerist wordt tennisser

De Ier John Boland (1870-1958) was in Athene op vakantie en verving een zieke tennisspeler op vraag van zijn Griekse vriend. Als klap op de vuurpijl won hij zowel het enkel- als het dubbelspel. Het leuke was dat Boland zelfs geen tennisschoeisel had, hij haspelde zijn wedstrijden af in lederen schoenen met hak. Later werd hij parlementslid en een hevig voorvechter van de Ierse onafhankelijkheid en de Ierse taal.

Tijd voor iets anders

Nadat de Duitser Fritz Traun (1876-1908) er niets van bakte op de atletiekpiste in de 100 en de 800m ging hij vlug de stad in om een tennisracket te kopen zodat hij aan dat onderdeel kon meedoen. En met succes, want samen met de Ier John Boland (1870-1958) won hij goud in het dubbelspel. Hij stierf een tragische dood, want na zijn huwelijksreis die drie maanden duurde, schoot hij zich om ongekende reden een kogel door het hoofd.

Meest succesvolle deelnemers

Carl Schuhmann (1869-1946) eigende zich vier overwinningen toe. Met het Duitse turnteam won hij de horizontale en de parallelle baren en zelf was hij de beste op de sprong over het paard. Geturnd werd er overigens in lange broeken.

Daarna schreef hij zich in voor het worstelen en hoewel hij kleiner en lichter dan zijn tegenstrevers was, klopte hij eerst Launceston Elliot (1874-1930), de Schotse winnaar van het gewichtheffen. In de finale trof Schuhman (links op de foto) de Griek Georgios Tsitas (1872-1940) (rechts). Door de invallende duisternis werd de partij gestopt na 40 minuten, maar 's anderendaags vloerde de Duitser zijn tegenstrever meteen bij de herneming. Hij deed ook mee aan gewichtheffen, verspringen, hink-stap-springen en kogelstoten, maar haalde daarin geen podiumplaatsen.

Hermann Weingärtner (1864-1919) won met het Duitse turnteam de onderdelen horizontale en parallelle baren. In de individuele titelstrijd was hij de beste op de horizontale baren, tweede in het paard voltige en de ringen en derde bij de sprong over het paard. Bij hun terugkeer in de heimat werden de Duitse turners door de Deutsche Turnerschaft geschorst, die had de Spelen namelijk geboycot omdat het de competitie 'on-duits' vond. Weingärtner baatte nadien het openlucht zwembad uit, dat zijn vader op het Ziegenwerder eiland gebouwd had. Hij stierf een tragische dood, toen hij een drenkeling wilde redden verdronk hij zelf in zijn zwembad.

Jongste deelnemer

De jongste deelnemer was de 10-jarige Griekse turner Dimitrios Loundras (1885-1971), die met de Griekse ploeg derde werd in de oefening op de parallelle baren. Later tekende hij bij de Griekse zeemacht, waarmee hij deelnam aan beide Wereldoorlogen en waar hij het tot admiraal schopte.

Verwarring bij de jury  

De Amerikaan Thomas Burke (1875-1929), tweede van links, won de 100m in 12,0. Hij was de enige die met de knie op de grond startte, wat bij de jury voor heel wat verwarring zorgde. Uiteindelijk mocht hij toch vanuit deze 'oncomfortabele positie' starten. Later won hij ook de 400m in 54,2 seconden. In 1897 was Burke één van de stichtende leden van de Boston Marathon. Na zijn sportcarrière werd hij advocaat maar was hij ook sportjournalist en atletiektrainer.

De Deen Eugen Schmidt (1862-1931), op de foto rechts van Burke, startte dan weer met beide handen op twee stokjes, terwijl de rest van de deelnemers uit stand vertrok. Schmidt deed ook mee aan het schuttersonderdeel militair geweer 200m en in 1900 won hij met de Deens-Zweedse ploeg goud in het touwtrekken.

Eerbied

Albin Lermusiaux (1874-1940) liep de 1500m met witte handschoenen. Toen men hem vroeg waarom hij dat deed antwoordde de Fransman:

"Zèt is because I run for zè king."

Lermusiaux schreef in voor de 800m, de 1500m, de marathon en het schieten. Op de 1500 m finishte hij als derde met een chrono van 4.36,0. Meteen na de start schoot hij er als een haas vandoor en lag hij nagenoeg de hele wedstrijd op kop. In de slotronde betaalde hij echter de tol voor zijn overmoed, de Australiër Teddy Flack (1873-1935) en de Amerikaan Arthur Blake (1872-1942) staken hem nog voorbij. Na zijn terugkeer in Frankrijk bracht Lermusiaux op 28 juni 1896 het officieuze wereldrecord in Parijs op de 1.500m naar 4.10,4.

Natuurtalent

 

De Amerikaan Robert Garrett (1875-1961) wilde graag aan het discuswerpen deelnemen maar had nog nooit een discus van kortbij gezien. In de universiteitsbibliotheek snuffelde hij in oude boeken en met de oude Griekse discus als basis, liet hij er eentje maken door een smid. Het resultaat was een schijf van 5 kg, die hij niet geworpen kreeg en daarom besliste hij van die deelname af te zien. In Athene ontdekte hij echter dat de gebruikte discus slechts 2 kg woog en schreef hij zich toch in. Tot grote teleurstelling van de Griekse topfavorieten won hij het nummer met een worp van 29m15, 20cm verder dan de Griek Panagiotis Praskevopoulos (1874-1956). De Grieken waren echte professionals en hadden een geweldige werptechniek. Garrett daarentegen wierp de discus totaal verkeerd wat hem bij aanvang twee foute worpen opleverde. Bij één ervan vloog de discus bijna in het publiek. Iedereen lachte hem uit, maar zijn derde poging landde 20 cm verder dan de beste worp tot dan toe en daarmee won Garrett het nummer. Later was hij ook de beste in het kogelstoten, eindigde hij tweede in het verspringen en derde in het hoogspringen.

De welstellende Garrett betaalde niet alleen zijn eigen reis en verblijf, maar ook dat van zijn medestudenten Francis Lane (1874-1924), Herbert Jamison (1875-1938) en Albert Tyler (1872-1945). Vier jaar later tijdens de Spelen van Parijs klom Garrett nog tweemaal op het podium, al was dat bij het kogelstoten op merkwaardige wijze. Hij was veruit de beste, maar de finale werd op zondag betwist en uit geloofsovertuiging weigerde hij die dag aan te treden. Toch eindigde hij met zijn prestatie van daags voordien nog als derde, een plaats die hij nadien ook in de hink-stap-sprong uit stand veroverde. In het discuswerpen daarentegen lukte hij geen enkele geldige worp. Na zijn sportcarrière financierde Garrett archeologie- en geschiedenisprojecten. Zo verzamelde hij heel wat manuscripten uit de Middeleeuwen en de Renaissance en in 1942 schonk hij meer dan 10.000 daarvan aan de Princeton-University.

Koning afwezig, dus herbeginnen

Het schermen ging door in de in 1888 gebouwde tentoonstellingshal Zappeion. Koning George I (1845-1913) wilde deze wedstrijden bijwonen, maar kwam pas toe nadat de sabelwedstrijden al gestart waren. De organisatie annuleerde de behaalde resultaten en de deelnemers moesten herbeginnen. Bij het schermen werd zo lang aangevallen tot een schermer drie touchés scoorde.

Gewichtheffen in kinderschoenen

Leuke anekdote: een hulpjongen kreeg de gewichten niet gewisseld, waarop Koning George I (1845-1913) recht stond en het gewicht met gemak enkele meters verder wierp.

Gewichtheffen werd in open lucht betwist op het binnenveld van het stadion en met behoorlijk andere regels dan de huidige. Bovendien bestonden er geen gewichtscategorieën. Bij het tweehandig gewichtheffen stootten de Schot Launceston Elliot (1874-1930) en de Deen Vigo Jensen (1874-1930) 111,5 kg na zes pogingen. De Griekse koning Koning George I (1845-1913), die in heel wat competities hoofdscheidsrechter was, riep Jensen uit als winnaar omwille van zijn betere stijl. Die beslissing leidde die tot Brits protest en dus besloot men dat beide gewichtheffers extra pogingen moesten doen. Geen van beiden verbeterde zijn prestatie, maar Jensen kwetste zich en hoewel hij opnieuw als winnaar werd uitgeroepen droeg hij er de gevolgen van.

Launceston Elliot (1874-1930) nam immers revanche tijdens het eenhandig gewichtheffen, omdat Jensen zich aan de schouder gekwetst had en de rest van de deelnemers geen partij was. Koning George I (1845-1913) had nochtans om een korte rustperiode gevraagd, wat Elliot weigerde. De Schot tilde met één hand 71 kg boven het hoofd, Jensen kwam niet verder dan 57kg. Nadien nam Elliot ook nog deel aan de 100 meter, het worstelen en het touwklimmen, maar steeds zonder succes. Jensen schreef ook in voor het schieten, het touwklimmen, kogelstoten en discuswerpen en eindigde derde in het schieten.

Schieten met hindernissen

Vijf onderdelen bij het schieten: twee met geweer, drie met pistool. De Griek Pantelis Karasevdas (1877-1946) won de 200 meter militair geweer, hij was de enige die met alle schoten raak trof. De Amerikaanse broers John (1870-1951) en Sumner Paine (1868-1904) domineerden het militair pistool op 25 meter. Daarvoor gebruikten ze hun eigen colts, die van betere kwaliteit waren dan de revolvers van de concurrentie. Om anderen ook een kans te geven, besloten de broers dat enkel Sumner aan de 50 meter vrij zou deelnemen, die hij met overmacht won. De jury oordeelde nadien dat de pistolen van beiden niet het juiste kaliber hadden, waardoor ze voor de 25 meter snelvuur pistool werden uitgesloten.

Zwemmen in open zee

De organisatoren wilden geen geld besteden aan de bouw van een nieuw zwemstadion, dus werden de wedstrijden in open zee betwist. In de Baai van Zea volgden zo'n 20.000 toeschouwers de competitie. Ontzettend moeilijke omstandigheden voor de zwemmers, ze werden met een boot de zee ingebracht en de starter schatte met het blote oog de afstand tot de kust. Het water was ijskoud en dat hebben de deelnemers geweten. Drie nummers: 100, 500 en 1.200 m vrije slag en ééntje enkel voor Griekse matrozen. De originele foto hierboven is een uniek document.

Omdat alle wedstrijden meteen na mekaar op dezelfde dag werden gezwommen, schreef de Hongaar Alfréd Hajós (1875-1955) enkel in voor de 100 en de 1.200 m, die hij ook won met chrono's van 1.22.2 en 18.22.2. Beroepshalve was Hajós architect onder de naam Arnold Guttmann, zo ontwierp hij o.a. het zwembadcomplex op het Margiteiland aan de Donau. Tijdens de Olympische Spelen van 1924 won hij de zilveren medaille in de architectuurwedstrijd die in Parijs samen met de Spelen georganiseerd werd. Hajós was ook een veelzijdig atleet, in 1898 won hij de Hongaarse atletiektitels 100m, 400m horden en discuswerpen. In 1901, 1902 en 1903 werd hij als aanvaller van de Hongaarse voetbalploeg geselecteerd.

Dank zij het forfait van Hajós won Paul Neumann (1875-1932) de 500 meter in 8.12.6, de Oostenrijker bleef zijn tegenstanders meer dan anderhalve minuut voor. Hij dook ook het water in voor de 1.200m, maar door de verschrikkelijke omstandigheden en omdat er tussen beide wedstrijden geen rust voorzien was, zwom hij die wedstrijd niet uit. De zwemcarrière van Paul Neumann startte in 1887, toen hij zich aansloot bij de pas opgerichte 'Ersten Wiener Amateur-Schwimmclub'. Zijn eerste succes haalde hij in 1892 toen hij zich tot 'Strommeister auf der Donau' kroonde, een wedstrijd over 5km. In 1894 werd hij met 9.24.2 Oostenrijks kampioen 500m vrije slag. Na Athene emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij eerst aan de German Medical College in Chicago studeerde en in 1897 naar de University of Pennsylvania verhuisde, waar hij afstudeerde als arts en een doctoraat filosofie verdedigde. Voor deze laatste Universiteit speelde hij ook waterpolo. In 1897 zwom hij wereldrecords op 2, 3, 4 en 5 mijl en won hij zowel het Amerikaans als het Canadees kampioenschap vrije slag. Een jaartje later kroonde hij zich tot Canadees kampioen 880 yards vrije slag. Nadien kwamen daar nog drie Amerikaanse titels bij over 400m, 880 yards en 1 mijl vrije slag. In 1986 werd hij opgenomen in de International Swimming Hall of Fame.

Touwklimmen

Een van de bizarste onderdelen bij het turnen was het touwklimmen. Bij de start zaten de deelnemers met hun achterwerk op de grond en na het startschot moesten ze enkel met handen en armen zo vlug mogelijk een touw beklimmen. Omdat de koord veertien meter lang was slaagden slechts twee atleten erin om de proef succesvol te beëindigen.

De Griek Nikolaos Andriakopoulos (1878-?) haalde het met 23,4 seconden van landgenoot Thomas Xenakis (1875-1972), terwijl de Duitser Fritz Hoffmann (1871-1924) bij 12m50 moest afhaken en daarmee derde eindigde. Naar verluid hield de jury ook rekening met de stijl van de klimmers. Andriakopoulos studeerde af als advocaat aan de Universiteit van Athene en vestigde zich als notaris.