1989

1989

Op 16 december 1989 ondertekenden 48 landen in Straatsburg de 'Anti Doping Conventie van de Raad van Europa', de eerste multilaterale wettelijke norm op dit gebied. Ook de niet-Europese lidstaten Australië, Wit-Rusland, Canada en Tunesië signeerden het verdrag, dat geen aanspraak wilde maken op een universeel anti-doping model, maar dat wel een aantal door de verschillende partijen gevraagde gemeenschappelijke normen en voorschriften vastlegde om wettelijke, financiële, technische en pedagogische maatregelen te nemen. De voornaamste doelstelling was het bevorderen van een nationale en internationale harmonisatie van maatregelen die tegen doping moesten genomen worden. In haar bepalingen verbonden de verdragsluitende partijen zich ertoe om:

  • een nationaal coördinerend orgaan op te richten;

  • de handel in dopingproducten en het gebruik ervan te verbieden;

  • de dopingcontroles te versterken en de opsporingstechnieken te verbeteren;

  • opleiding- en bewustwordingsprogramma’s te ondersteunen;

  • de efficiëntie van sancties tegen overtreders te garanderen;

  • op alle niveaus samen te werken met sportorganisaties, het internationaal niveau mee inbegrepen;

  • erkende anti-doping laboratoria te gebruiken.

Verder omschreef de Conventie de opdracht van een Monitoring Group, die opgericht was om de uitvoering van de Conventie te controleren en om periodiek de lijst van verboden stoffen en methoden opnieuw te onderzoeken. Een aanvullend protocol bij het Verdrag trad op 1 april 2004 in werking met als doel de wederzijdse erkenning van de anti-doping controles te verzekeren en de implementatie van het Verdrag te versterken met behulp van een bindend systeem.

De resultaten van een anonieme enquête, afgenomen bij atleten uit de afdelingen I tot III van de NCAA, toonden aan dat één op tien footballspelers in de twaalf voorafgaande maanden anabolica had gebruikt. Ook andere collegesporten, zoals atletiek, baseball, basketbal, turnen, lacrosse, zwemmen, volleybal, worstelen, voetbal en tennis werden aan het gebruik gelinkt.

Doping in de DDR

In de DDR zat met met de schrik op het lijf toen Hans-Georg Aschenbach (1951-), een sportarts en Olympisch kampioen schansspringen van 1976, samen met judofunctionaris Hans Noczensky naar het Westen was gevlucht. In juni 1989 gaf Aschenbach aan het Duitse weekblad 'Bild am Sonntag' een gedetailleerd overzicht van zijn avonturen en ervaringen als atleet en arts, waarmee hij de twijfels verdreef over de dopingrealiteit van de afgelopen decennia in de DDR.

"Ja, ik heb mijn hele sportieve carrière doping gebruikt. Acht jaar heb ik anabole steroïden geslikt en gespoten .... We moesten die medicijnen gedwongen nemen. We werden gedwongen om er met niemand over te spreken. Wie klepte vloog meteen buiten.... Dagelijks moest ik 30 tot 40 mg nandrolon nemen. Tien dagen voor een wedstrijd werden de dopingpillen afgeschaft .... Studies hadden immers aangetoond dat er na vijf dagen geen sporen meer in het lichaam konden gevonden worden."

Vrij vlug volgden andere bekentenissen, zwemster Christiane Knacke (1962-) bevestigde Aschenbach's verklaringen en noemde namen. Ook zij  sprak over de dramatische gevolgen van doping met anabolica en verklaarde dat haar collega Barbara Krause (1959-) twee gehandicapte kindjes kreeg, Olympisch kampioene Andrea Pollack (1961-) een miskraam en dat haar eigen dochter Jennifer vijf maanden ernstig ziek was.

In het najaar van 1989 meldde de voormalige discuswerper Günter Schaumburg (1943-), die na 1972 acht jaar lang coach was in de DDR, dat hij vanaf 1967 hoge doses Oral-Turinabol moest slikken. Steffen Grummt (1959-), tienkamper en bobsleeër nam ook geen blad voor de mond en zwemmer Raik Hannemann (1968-) deed in de 'Berliner Kurier' de dopingpraktijken van de DDR gedetailleerd uit de doeken.

American Football

Bill Fralic (1962-), linesman bij de Atlanta Falcons, getuigde in 1989 voor de voor de Senaatscommissie van de Verenigde Staten:

“Ik durf stellig beweren dat 75% van de kerels waartegen ik speelde op steroïden stond”

 

Senator Joe Biden (1942-) uit Delaware, de latere vice-president onder Barack Obama (1961-), vond de getuigenis van Fralic 'verfrissend en geloofwaardig'.

Atletiek

In 1989 kreeg de Deense tienkamper Søren Wulff Johansson (1971-) twee jaar schorsing wegens gebruik van anabole steroïden. In 1995 testte hij een tweede maal positief en kreeg hij levenslang.

De Amerikaanse kogelstoter Jim Doehring (1962-) leverde een positieve dopingplas af op anabole steroïden. Hoewel hij zeer bezorgd was over het gebruik ervan wilde hij ze toch niet opgeven uit vrees niet meer mee te kunnen in het kogelstoten.

"I'd love to compete drug-free against drug-free opponents. I know I can throw clean just as far as anyone can."

vrij vertaald

"Ik zou graag vrij van drugs concurreren tegen drugsvrije tegenstanders. Ik weet dat ik zuiver even ver kan gooien als iedereen."

De Canadese 100m hordenloopster Julie Rocheleau (1964-) werd twee jaar geschorst nadat anabole steroïden in haar urine werden gevonden.

De Amerikaanse 100m loopster Diane Williams (1960-) bekende in 1989 dat ze zich tussen 1981 en 1984 gedopeerd had met anabole steroïden. In die periode won ze brons op het WK van 1983 in Helsinki. Wegens de nevenwerkingen was ze met het gebruik ervan gestopt.

Haar trainer Chuck DeBus werd levenslang geschorst, het belette hem echter niet om met zijn bedrijf Velocity Sports Performance actief te blijven in het atletiekwereldje.

De Oekraïnse kogelstoter Oleksandr Bahatsch (1966-) werd wegens doping in 1989 uitgesloten van de EuropCup, wat het Russische team de Wereldbeker kostte. Hij kreeg twee jaar schorsing, maar bij zijn heroptreden in 2000 op het EK indoor van Gent werd hij na zijn winst opnieuw gepakt en levenslang geschorst.

Basketbal

De Amerikaanse basketter Darrell Allums (1958-) werd in 1989 tot negen jaar opsluiting veroordeeld nadat hij veertien pizzabezorgers had overvallen. De reden van die overvallen was dat hij geld nodig had voor zijn cocaïneverslaving.

Bodybuilding

In 1989 won de professionele bodybuildster Tonya Knight (1966-) de titel ‘Miss International’. De Amerikaanse moest die titel echter inleveren toen bleek dat ze het jaar voordien een dubbelgangster naar de dopingcontrole had gestuurd. Bovenop de diskwalificatie en het terugstorten van de prijzenpot werd ze ook twee jaar geschorst. Bij haar wederoptreden in 1991 won ze alsnog 'Miss International'.

IJshockey

De Oostenrijkse ijshockeyspeler Siegfried Haberl (1967-) testte op het B-WK in Noorwegen positief op Testosteron Wat hem achttien maanden schorsing opleverde.

De Canadees Bob Probert (1965-2010) speelde forward bij de Detroit Red Wings en de Chicago Blackhawks in de American National Hockey League. In 1989 werd hij aan de Amerikaans-Canadese grens gearresteerd toen de douane in zijn onderbroek veertien gram cocaïne vond. Hij werd zes maanden opgesloten en door de NFL even lang geschorst. In 1994 knalde hij met zijn motor op een auto met een alcoholgehalte dat driemaal hoger lag dan het normale en werden er in zijn bloed ook sporen van cocaïne aangetroffen. Daarop gooiden de Detroit Red Wings hem aan de deur. In juni 2004 werd Probert opnieuw gearresteerd. Nadat hij zijn BWM aan de verkeerde kant van de straat parkeerde ging hij met omstanders een woordenwisseling aan over drugs. Daarop moesten meerdere politieagenten met tasers en stunguns tussenkomen. In juli 2005 werd hij thuis in de boeien geslagen wegens huisvredebreuk en de maand nadien opnieuw in een bar in Ontario omdat hij zijn drankverbod negeerde. Na het betalen van 200 dollar werd hij weer vrijgelaten. Tijdens een boottochtje met zijn kinderen en schoonouders op Lake St. Clair voelde hij in juli 2010 plots ernstige borstpijn. Hij raakte bewusteloos en ondanks zijn schoonvader hem naar het ziekenhuis bracht kon hij niet meer gered worden.

 

Voetbal

Na de wedstrijd van zijn elftal tegen Equador voor de America Cup leverde de Uruguayaan Pablo Javier Bengoechea (1975-) een positief plasje af op cafeïne. De FIFA schorste hem twee jaar.

Philippe Anziani (1961-), aanvaller bij het Parijse Matra Racing, testte bij een controle positief op de verboden pijnstiller Dextroptopoxyphen waarvoor hij een maand geschorst werd.

Wielrennen

Op 18 augustus 1989 overleed de Nederlandse renner Bert Oosterbosch (1957-1989) aan een hartaanval. Zijn dood werd door Willy Voet (1945-) aangehaald in zijn boek ‘Massacre à la Chaîne’, hoewel Voet toegaf dat hij onmogelijk een verband kon leggen tussen deze plotse dood en eventueel dopinggebruik.

Op 17 september 1989 testte de Franse renner Laurent Fignon (1960-2010) positief op amfetamines na de Eindhovense 'Grand Prix de la Libération'. Hij vroeg geen tegenexpertise, maar bekende dat hij voor de wedstrijd een hele rij amfetamines had geslikt en aanvaardde zonder tegensputteren zijn drie maanden schorsing.

Op het einde van zijn sportieve carrière liet de Nederlandse renner Johan van der Velde (1956-) zich voor zijn amfetamineverslaving behandelen. In een interview met de Nederlander Jan Siebelink (1938-), auteur van het boek ‘Pijn is genot’, bekende hij dat hij het moeilijk kreeg toen zijn succes begon te tanen. Van der Velde herinnerde zich dat hij rillend aan de start stond van een Italiaanse wedstrijd, de armen vol kippenvel door de amfetamines die hij net voor de start had geslikt. In 1981 had men hem na een positieve plas gediskwalificeerd in Luik-Bastenaken-Luik.

De Engelse renner Sean Yates (1960-) testte positief na de eerste etappe van Torhout-Werchter. Later werd hij ploegleider bij Sky.