1976

1976

Atletiek

De Duitser Walter Schmidt (1948-) was een van de betere hamerslingeraars van zijn generatie, hij eindigde zesde op het EK van 1971 en op de Olympische Spelen van 1976 in Montréal. In de herfst van 1976 getuigde hij in de TV-uitzending 'Hormonathleten' van de Südwestfunks openlijk over de dopingperikelen op de Spelen van Montréal, met inbegrip  van het eigen gebruik van anabolica.

"Alle tien dagen kreeg ik van Professor Armin Klümper (1935-) een spuit van 50mg, de zogenaamde depotspuit. Maar ik spoot mezelf ook in in de billen of de dijen. Het was helemaal niet moeilijk om aan het spul te komen."

Schmidt werd door Uwe Beyer (1945-1993) getraind, die ook had toegegeven dat hij zich met anabolica voorbereidde. Beyer stierf op jonge leeftijd aan een hartinfarct, dat waarschijnlijk gelinkt was aan zijn anabolicagebruik.

Voetbal

Vier spelers van Bayern München beschuldigden hun trainer Dettmar Cramer (1925-2015) (foto) ervan dat hij hen de amfetamine Captagon had gegeven. In februari 1978 bevestigde Professor Manfred Donike (1933-1995) in een interview met 'France Football' dat hij wist dat de spelers van Bayern Captagon slikten en ook de Duitse arts Gerhard Raab gaf in november 1979 tijdens een seminarie aan dat het gebruik van Captagon bij Bayern schering en inslag was, samen met efedrine en codeïne in siroopvorm.

Franz Beckenbauer (1945-), op het WK van 1974 kapitein van het Duitse elftal, bekende in 1976 aan het weekblad 'Der Stern' dat hij om zijn conditie op peil te houden inspuitingen van zijn eigen bloed had gekregen.

Wielrennen

De Belgische arts Roland Marlier, zelf lid van de Medische Commissie van het IOC, werd in 1976 veroordeeld tot zes maanden gevangenis en een boete van dertigduizend Belgische Frank (= 7.500 Euro), omdat hij stimulerende middelen leverde aan wielrenner Eric de Vlaeminck (1945-2015). 

De Nederlandse renner Wil van Helvoirt (1952-) kapte in 1976 met professioneel wielrennen met de motivatie:

"Liever stop ik ermee dan mezelf bloot te stellen aan al de dopinggevaren die ik op korte tijd heb meegemaakt. Wat veel van mijn collega's doen wil ik mijn lichaam besparen. Heel wat renners leggen hun lot in handen van zogenaamde verzorgers die deze naam echt niet verdienen, integendeel. Ik heb altijd graag gefietst maar niet tegen deze prijs."

Na de laatste rit in ‘L'Étoile des espoirs’ werden de Franse renners Rachel Dard (1951-) en Bernard Bourreau (1951-)betrapt toen ze tijdens een dopingcontrole via een rubberen buis urine wilden afleveren uit een condoom. Een paar weken later vertelde Dard het hele verhaal aan L'Équipe. Hij deed ook de voorschriften van de beruchte ploegarts François Bellocq (1946-1993) uit de doeken en verklapte dat renners die cortisone en steroïden kregen toegediend in een 'erbarmelijke staat' waren.

Na de achtste etappe van de Vuelta 1976 kwam de Belgische renner Eric Jacques (1953-) aan de leiding van het klassement, maar later testte hij positief en kreeg hij tien minuten straftijd.

Tijdens de Ronde van België werd de Franse renner Patrick Béon (1950-) betrapt op het gebruik van amfetamines. In december 2002 was hij een van de twaalf beklaagden die voor de Rechtbank van het Franse Rennes verscheen voor zijn betrokkenheid in het verhandelen van de Pot Belge, een cocktail van amfetaminen, cafeïne, cocaïne en nog enkele andere verboden substanties. De zaak kwam in oktober 2000 aan het licht toen de douane aan de Frans-Belgische grens een pakje in beslag nam dat gericht was aan de moeder van Béon. Tijdens het proces biechtte de Fransman op dat hij minstens zeventig renners bevoorraad had. Hij zei ook dat hij begin van de jaren 70 de beste liefhebber wielrenner was van zijn generatie en toen zuiver reed. Hij begon zelf met amfetamines twee jaar nadat hij naar de profs was overgestapt, omdat hij door leeftijdsgenoten werd losgereden die hem bij de liefhebbers niet konden volgen.

"Artsen schreven ons het middel voor en wij gingen het gewoon halen bij de apotheker."