1960
1960
Stimulerende middelen en narcotica waren zo ingeburgerd dat geen enkele atleet ongedopeerd aan de start van belangrijke sportwedstrijden verscheen. Om zich aan de hoge dossisen te gewennen die bij wedstrijden nodig waren, gebruikte men de producten zelfs tijdens het trainen.
Onder de titel 'Our Drug-Happy Athletes' publiceerde het Amerikaanse tijdschrift Sports Illustrated een artikel van de all-round atleet en latere filmster George Walsh (1889-1981) over het gebruik van amfetaminen ('peppillen'), kalmerende middelen, cocaïne en andere drugs in topsport. De auteur vermeldde dat sporters werkeleijk tot alles bereid waren om te winnen of om records te breken.
Het gebruik van anabole steroïden was op de Olympische Spelen van 1960 blijkbaar niet zo’n groot probleem, waarschijnlijk bleef het beperkt tot de krachtatleten uit de Sovjet-Unie en de Amerikaanse gewichtheffers. Men mag veronderstellen dat het gebruik van anabole steroïden, stimulerende middelen, bloeddoping of EPO bij vrouwelijke atleten meteen na dat van de mannen volgde. Anabole steroïden zijn bij vrouwelijke atleten bijzonder belangrijk, omdat deze medicijnen bij hen een significant groter effect hebben dan bij mannen. Meer dan waarschijnlijk gebruikten de vrouwelijke Sovjetatleten deze medicamenten voor het eerst in de jaren 1960 en mogelijk zelfs al in de jaren 1950.
Op de Olympische Spelen van Rome werd het plan geopperd om de marathonlopers en snelwandelaars op doping te controleren via speekseltesten. De middelen die op dat ogenblik het meeste gebruikt werden waren:
1) Drugs, met op de eerste plaats cocaïne, die de spierkracht tijdelijk verhoogden.
2) Weckamines zoals Pervitine die het vermoeidheidsgevoel een tijdje ophieven en de concentratie verbeterden.
3) Plantaardige giffen, zoals strychnine, atropine en efedrine, die het zenuwtelsel stimuleerden.
4) Hormonen, vooral geslachts- en bijnierschorshormonen, die de uitputting ophieven
5) Tranquilizers, die de zenuwachtige en opgejaagde sporter kalmeerden.
Tijdens een uitgebreid dopingonderzoek deden de Weense Professor Sportgeneeskunde Ludwig Prokop (1920-2016) en zijn medewerker Karl-Heinz Tischer (1936-2015) een verbluffende ontdekking. Ze gaven honderd sporters 'wonderpillen', waarop bij 72 onder hen de prestaties verbeterden. De sporters wisten echter niet dat de 'wonderpillen' eigenlijk schadeloze tabletten van melksuiker en talk waren.
Onder auspiciën van de American Medical Association onderzochten de artsen Gene Smith en Henry Beecher (1904-1976) (foto) of het gebruik van amfetamines de sportieve prestaties verbeterde en ze concludeerden dat dit inderdaad zo was. Ze testten 57 zwemmers, lopers en kogelstoters, atleten waarvan de prestaties in termen van tijd en afstand goed meetbaar zijn. Twee tot drie uur voor de competitie kregen de proefkonijnen veertien milligram amfetamine toegediend per 70 kg lichaamsgewicht. Op andere ogenblikken kregen ze placebo's en het sedativum secobarbital om het effect van autosuggestie uit te sluiten. De resultaten toonden aan dat de atleten in driekwart van de tests beter presteerden met amfetamine dan onder invloed van een placebo. Ook werd bewezen dat secobarbital in voldoende grote hoeveelheden de prestaties meestal verminderde.
American Football
Bruno Banducci (1921-1985), een voormalige verdediger uit de National Football League, gaf toe dat hij Benzedrine had genomen.
"Ik kon de hele wedstrijd blijven spelen," zei hij, "en ik werd nooit moe."
Teammaat Tom Dublinski (1930-2015) bekende ook het gebruik van Benzedrine, maar hij had dat niet lang gedaan omdat het hem onrustig maakte.
“En een quarterback moet rustig blijven,” luidde het.
Rick Sortun (1942-), één van de sterren van het footballteam van de University of Washington, bekende dat een assistent-coach voor iedere wedstrijd stiekem amfetaminen toediende aan de spelers. Enquêtes en getuigenissen van sporters achteraf bewezen dit overvloedig.
Gewichtheffen
De Amerikaanse arts John Ziegler (1920-1983) diende op de Olympische Spelen van Rome aan alle Amerikaanse gewichtheffers Dianabol toe, maar toch verloren ze het duel om de medailles van de Sovjet-Unie. Toen hij nadien hoorde dat sommigen tot twintig maal de aanbevolen dosis hadden geslikt en daardoor een leveraandoening ontwikkelden, stopte hij met zijn experimenten. In het wetenschappelijk tijdschrift Science motiveerde hij die beslissing:
"Mijn interesse is verdwenen na IQ’s van dat kaliber. Nu is het gebruik ervan onder deze idioten ongeveer net zo wijdverbreid als het gebruik van marihuana."
Later speet het Ziegler dat hij de anabole steroïden geïntroduceerd had.
Tennis
“We hebben geheime wapens meegebracht waaraan niemand anders gedacht heeft, we hebben meer dope en pillen bij dan wie ook op aarde,”
pochte de Amerikaanse Davis Cup kapitein David Lester Freed (1909-2001) toen hij met zijn tennisteam in Australië aankwam. Toen de verslaggevers hun wenkbrauwen fronsten, legde Freed haastig uit dat de pillen allemaal onschadelijk waren.
Wielrennen
Piet van Dijk (1939-2010), voorzitter van de Nederlandse wielerbond, verklaarde dat er op de Spelen van Rome karrenvrachten doping was gebruikt en dat werd spijtig genoeg bevestigd.
Tijdens de ploegentijdrit over 100km knalde de Deen Knud Jensen (1936-1960) tegen het asfalt. Hij overleed later in het ziekenhuis en de autopsie toonde het gebruik aan van amfetaminen en Ronicol, wat de Deense coach nadien bekende. Nadien bleek dat de hele Deense ploeg aan de amfetamines had gezeten.
Ronicol of nicotynil alcohol is nicotinezuur dat gebruikt wordt voor het verwijden van de bloedsomloop. Een medisch expert verklaarde hierover het volgende:
"Ervan uitgaande dat de spierkracht van een renner afhankelijk is van een goede doorbloeding van de ledematen, moet Jensen’s trainer gedacht hebben dat het medicament hem in staat zou stellen om harder en sneller te fietsen. Helaas overbelastte het verwijdend effect van het geneesmiddel, samen met het natuurlijk verwijdend effect van de inspanning, het hart van de renner zo zwaar dat hij in shock ging wat tot zijn dood leidde."
Verbazing alom dat dit had kunnen gebeuren? Nochtans wisten sommige renners meer. De Amerikaanse renner Michael Hiltner (1941-) belde meteen zijn moeder om haar te melden dat de meeste renners ervan op de hoogte waren dat de Deense ploeg chemische producten gebruikte
Toen Roger Rivière (1936-1976) tijdens de Tour de France van 1960 in de afdaling van de Col de Perjuret in een ravijn stortte, was meteen duidelijk dat hij doping had gebruikt. Gastone Nencini (1930-1980) begon als eerste aan die afdaling, maar Rivière was de betere daler en wilde het gat met Nencini dichten. Hij nam te veel risico's, botste tegen een rotsblok en viel tien meter diep in een ravijn. Een takkentapijt redde zijn leven, maar hij kon enkel nog zijn hoofd bewegen. Per helikopter werd hij naar het ziekenhuis van Montpellier afgevoerd, waar men een dubbele wervelbreuk en een onherroepelijke verlamming van 80% vaststelde. Meteen het abrupte einde van de carrière van één van Frankrijk's meest beloftevolle profs. Na zijn carrière verklaarde Rivière eerst dat er olie op zijn remmen was gekomen, later bekende hij het gebruik van de pijnstiller palfium, waardoor zijn reactievermogen verminderd was. Palfium werd ingespoten om de pijn in de beenspieren te stoppen, maar men vreesde dat deze injectie de vingers van Rivière gevoelloos hadden gemaakt, zodat hij zijn remmen niet meer voelde. Ook bekende Rivière dat men hem in 1958 amfetamines en solucamphor had ingespoten net voor de start van zijn geslaagde poging om het werelduurrecord te breken. Hij voegde eraan toe dat hij daardoor verslaafd raakte en jaarlijks duizenden pillen slikte. Roger Rivière overleed op veertigjarige leeftijd aan strottenhoofdkanker. Hij brak tweemaal het uurrecord en was driemaal wereldkampioen achtervolging.
Tijdens de Tour de France van 1960 trof dokter Pierre Dumas (1920-2000) de Italiaan Gastone Nencini (1930-1980) aan in zijn slaapkamer met plastieken buizen in zijn arm en daaraan gekoppeld een met bloed gevulde fles.
De Britse professionele wielrenner Jock Andrews (1934-1999) (links op de foto) grapte:
“In een grote wedstrijd moet je nooit achter het peloton jagen, volg gewoon het spoor van de lege spuiten en weggeworpen dopingverpakkingen.”
Zwemmen
Tijdens de Amerikaanse Olympische trials in Detroit vond Weikko Ruuska, de vader van Sylvia Ruuska (1942-), peppillen in de kleedkamers van de teams Santa Clara, Multanomah Portland en Los Angeles Athletic Club. De twee eerste clubs hadden alle wedstrijden met een nieuw Amerikaans record gewonnen. Sylvia Ruuska veroverde op de Olympische Spelen van 1956 nog goud, zilver en brons, maar tikte tijdens deze trials niet een keer aan als eerste.