1935 - 1939
1935
De stimulerende werking van amfetamines werd erkend en het product werd gebruikt voor de behandeling van narcolepsie.
Het weekblad 'Fußball-Woche'veroordeelde zwaar dat Ludwig Goldbrunner (1908-1981) en Wilhelm Simetsreiter (1915-2001) als spelers van de Duitse nationale ploeg farmaceutische producten hadden aangeprezen in een brochure van een firma uit München. Het bewijs dat er een langzame bewustwording bestond rond het probleem van de farmaceutische begeleiding van sporters.
Onder leiding van chemicus Adolf Butenandt (1903-1995) ontwikkelden Duitse wetenschappers anabole steroïden om de testosterondeficiëntie hypogonadisme te behandelen. Samen met de Zwitserse chemicus Leopold Ružicka (1887-1976) won Butenandt later de Nobelprijs Chemie voor zijn ontdekking over geslachtshormonen, maar hij weigerde de trofee af te halen.
Een artikel uit een Amerikaanse dagblad berichtte:
Zwemmers opgepept door vleugje zuivere zuurstof
Tijdens een recente test aan de Universiteit van Springfield, Mass werden atleten tot super-zwemmers omgevormd. Elke zwemmer kreeg twee diepe inademingen zuivere zuurstof voor hij in het water sprong. Door de adem in te houden tot ze in het bad waren, verbeterden elf van de zeventien jongeren hun eigen record over 100-yard.
Vraag die zich opdringt: doping of niet?
De in Amsterdam werkende Joods-Duitse farmacoloog Ernest Laqueur (1880-1947) extraheerde enkele milligram puur hormoon, waarvan hij exact de moleculaire structuur bepaalde en die hij testosteron noemde.
1936
Geruchten wilden dat meerdere Duitse atleten tijdens de Olympische Spelen van Berlijn testosteron kregen toegediend. Hoewel het effect van andere geneesmiddelen op de fysiologie van menselijke prestaties goed gedocumenteerd was in de Duitse medische literatuur, werd er in die periode geen melding gemaakt van het gebruik van testosteron als ergogene hulp.
Benzedrine is een handelsnaam voor amfetamine. De Raad van Europa beweerde dat het op de Olympische Spelen van Berlijn voor het eerst verscheen in de sport. In 1887 werd amfetamine voor het eerst vervaardigd en het afgeleide benzedrine werd in 1934 in de VS geïsoleerd. Omwille van de waargenomen effecten kreeg het de straatnaam 'speed'. Tijdens de tweede Wereldoorlog gebruikten de Britse troepen 72 miljoen tabletten amfetamine en de RAF verbruikte er zoveel dat een rapport gewaagde dat "Methedrine the Battle of Britain won". Het probleem was dat amfetamine leidt tot een gemis aan oordeel en tot het nemen van risico’s, wat in de sport betere prestaties kan opleveren, maar in gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers meer crashlandingen veroorzaakte dan de RAF aanvaarden kon. Het medicament werd dan ook ingetrokken, maar er bleven grote voorraden achter op de zwarte markt. De verspreiding van het amfetaminegebruik bij sporters verliep vrij snel, uit spontane bekentenissen van artsen, trainers, coaches, sporters en uit autopsieverslagen bleek dat ze gangbaar waren in autosport, basketbal, honkbal (zelfs bij kinderen), boksen, kanoën, fietsen, voetbal, golf, bergbeklimmen, Roller Derby, rodeo, rugby, schaatsen, skiën, voetbal, squash, zwemmen, tennis, tafeltennis, atletiek, gewichtheffen en worstelen.
Op de Spelen van Berlijn werd de Amerikaanse zwemster Eleanor Holm (1913-2004) door haar eigen federatie wegens acuut alcoholisme aan de kant gehouden, waarbij zelfs sprake was van een comateuze toestand.
1937
In 1937 kwamen de deelnemers van de eerste "Sportärztlichen Zentralkurses von Bern-Jungfraujoch“ overeen om sancties te treffen tegen gedopeerde sporters. Dit bleef echter zonder gevolg omdat controlemogelijkheden ontbraken.
In een van zijn studies diende de Amerikaanse psychiater Charles Bradley (1902-1979) Benzedrine toe aan kinderen met gedragsproblemen, waarop hun stoornissen verbeterden. Hij hervatte die studie in 1941 en beide onderzoeken worden als grondleggers van de psychofarmacotherapie bij kinderen beschouwd.
In de beginjaren van de Tour de France was strychnine de sterkste en meest gebruikte drug. Bovendien namen de renners alles wat ze krijgen konden om de verveling, de pijn en de uitputting tijdens ritten van meer dan 300 km te overleven. Ook het gebruik van alcohol was in de Franse cultuur prominent aanwezig. Er bestaan foto's van renners die met ether doordrenkte zakdoeken voor de mond houden, waardoor de pijn in hun benen milderde. De Franse sportjournalist Pierre Chany (1922-1996) noteerde dat de geur alleen al je maag deed omkeren en dat dit sommigen ontmoedigde, maar bij anderen ook een vorm van lijden aantoonde.
De Fransman Roger Lapébie (1911-1996), Tourwinnaar in 1937, beweerde dat hij na de aankomst in een bos ether had gesnoven.
Ether werd inderdaad uit een flesje gesnoven dat men een topette noemde. Het werd jarenlang gebruikt en zelfs in 1963 werden er nog renners op betrapt.
De Zwitser Karl Litschi (1912-1999) startte zijn wielercarrière in 1936 en werd meteen tweede in het nationaal kampioenschap. Het jaar nadien won hij de titelstrijd plus een rit in de Ronde van Zwitserland. Tot dan toe was dat allemaal zuiver gebeurd, maar toen hij voor de slotetappe van Parijs-Nice op de tweede plaats stond raadde zijn sportbestuurder hem aan 'iets te nemen' om de eindoverwinning alsnog binnen te halen. Later bekende de Zwitser dat hij strychnine had gebruikt, een middel dat toen nog niet verboden was.
1938
Het Berlijnse farmaceutisch bedrijf Temmler-Werke bracht in 1938 de metamfetamine Pervitin op de markt. Tot 1941 kon men het product in de apotheek verkrijgen zonder voorschrift. De 'Stuka-Tabletten' of 'Hermann-Göring-Pillen', zoals ze in de volksmond werden genoemd, werden bij het uitbreken van de tweede Wereldoorlog massaal en in hoge dosissen geconsumeerd.
Het dopinggebruik was wijdverspreid en algemeen bekend. Een nieuwe product kwam op de proppen, het fosfaat Recreasagent werd tijdens de oorlog met positieve resultaten uitgetest op soldaten en bergbeklimmers en in het voedsel van koeien. Dus werden fosfaten, cafeïne, theobromine als aanvaardbare middelen beschouwd. Maar daarbuiten namen de atleten ook strychnine en cocaïne. Over colanoten werden opnieuw heuse wonderen gemeld, de combinatie van cocaïne met colanoten werd dan ook ontzettend populair. Ook zuurstof kwam opnieuw ter sprake en werd gebruikt in de zesdaagsen en bij het zwemmen, maar wel unaniem als verboden doping omschreven. Strychnine was wijd en zijd verspreid, de Zwitserse journalist Hans Peter Born (1938-) verhaalde hierover in zijn boek 'Those were the days':
"In de wielersport genoot strychnine een grote populariteit in het interbellum. Van renners, vooral uit Frankrijk en België, was bekend dat zij zich aan strychninekuren blootstelden, wat inhield dat zij zich met lage dosissen gewoon maakten aan het gif, om daarna tijdens grote competities de pijn te verdringen met grote dossisen om op die manier tot het uiterste te kunnen gaan."
1939
Tijdens een fietsergometrie bij drie proefpersonen onderzocht M. Lehmann de werking van 15 mg Pervitine per os. De afbakening van het prestatievermogen werd door de maximale zuurstofopnamecapaciteit bepaald. Er werd geen beïnvloeding van de ademhaling, zuurstofopname, polsfrequentie of bloeddruk vastgesteld. Bij duurbelasting tot afbreken werden met Pervitine aanzienlijk hogere prestaties bekomen.
In zijn artikel 'Doping: A Study of the Means Employed to Raise the Level of Performance in Sport', becommentarieerde de Deense arts en auteur Ove Boje de schijnbare ironie:
“In een sport waaraan dieren deelnemen is het gebruik van stimulerende middelen zo wijdverbreid dat meerdere landen wetten introduceerden die het gebruik ervan verboden op grond van wreedheid tegenover dieren. Dezelfde aandacht zou men ook bij mensen moeten besteden die sport beoefenen”.
Boje suggereerde als eerste dat geslachtshormonen op basis van hun fysiologische werking fysieke prestaties konden verbeteren. Op datzelfde ogenblik werden de anabole effecten van steroïden bevestigd bij eunuchen en normale mannen en vrouwen. Studies toonden ook verbeteringen aan van kracht en dynamische werkcapaciteit bij eugonadale mannen en gezonde oudere mannen die over vermoeidheid klaagden.
Ove Boje bleek duidelijk de kern van het dopingprobleem te kennen:
“Er kan er geen twijfel over bestaan dat atleten tijdens competities stimulantia gebruiken; de rage om records te breken en het verlangen om aan de eisen van een veeleisend publiek te voldoen, spelen een steeds prominentere rol en nemen een steeds grotere plaats in dan de gezondheid van de atleten zelf.”
In 1939 verpulverde de Duitse atleet Rudolf Harbig (1913-1944) met historische chrono's van 46.0 en 1.46.6 het wereldrecord van de 400 en de 800m. Harbig werd gecoacht door de beroemde Woldemar Gerschler (1904-1982) en medisch begeleid door de Duitse Professor Sportgeneeskunde Herbert Reindell (1908-1990), die de conditie van de atleet reeds met polsslagmetingen volgde. Jaren later kwam uit dat Reindell niet vies was van experimenten met Pervitine. Zo kneedden Gerschler en Reindell de Luxemburger Josy Barthel (1927-1992) van een middelmatig atleet tot Olympische kampioen 1.500m op de Spelen van 1952 in Helsinki.