1920 - 1924
1920
Het schenden van Olympische regels werd hard aangepakt tijdens de oude Spelen, maar nergens blijkt dat het gebruik van doping of prestatiebevorderende stoffen werd beschouwd als vals spelen. Evenmin werden er inspanningen gedaan om het gebruik van ergogene stoffen te ontmoedigen. Nadat op het einde van de negentiende eeuw het dopinggebruik in de sport openbarstte, werd het tot Wereldoorlog I zelfs als een normale praktijk beschouwd. Pas in de jaren 1920 noteerde men enkele schuchtere pogingen om doping te sanctioneren als een formele schending van de regels.
Begin van de jaren 1920 werd ook duchtig geëxperimenteerd. De renners boden zich spontaan aan als proefkonijn, vooral in het baanrennen werden vergelijkende studies gedaan over de effecten van verschillende stimulerende middelen. Zo werd ondermeer de invloed van champagne onderzocht tijdens de laatste kilometers van een lange afstandsrace, evenals de impact van enkele inademingen zuivere zuurstof op snelheid en uithoudingsvermogen. Bij een ander experiment moesten lange afstandslopers na iedere ronde door een zuurstoftent lopen om na te gaan of dit gunstig was voor hun prestaties. Het experiment werd als 'gasdoping' bestempeld. De zesdaagserenners experimenteerden met spermine, een extract van stierentestikels, dat de mannelijke kracht en uithoudingsvermogen moest opvijzelen. Later werd adrenaline interessant, het enige gekende hormoon tot dan toe. Het product werd geïnjecteerd en moest de lopers een tweede adem geven.
Op de Olympische Spelen van Antwerpen won de Amerikaanse atleet Charlie Paddock (1900-1943) de 100m nadat hij een glas sherry met twee rauwe geklutste eieren had gedronken.
1923
De Belgische wielrenner Maurice Protin (1899-1994) herinnerde zich een verhaal uit 1923:
"De Italiaanse kampioen Otavio Pratesi (1889-1977), waarschuwde me dat de bolletjes die de Belgische renner Emile Masson (1888-1973) kon leveren ofwel met anijs geparfumeerde kleibolletjes waren ofwel een sterk gif dat diegene die ze innam achterliet als een wrak. Hijzelf nam l'Hémostyl van Dr. Gaston Roussel (fris bloedserum van een paard). Ik liep naar een apotheek en kocht drie flessen. Het volstond om twee- tot driemaal een soeplepel te nemen, mijn prestaties verbeterden enorm en later raadde ik het product ook aan aan de renners die onder mijn hoede waren."
1924
Na het 1-1 gelijkspel van hun vriendschappelijke wedstrijd tegen Duitsland beschuldigden de Zwitsers hun tegenstrevers ervan dat ze pepmiddelen hadden geslikt. De Helveten hadden het EK gewonnen en haalden later dat jaar zilver op de Olympische Spelen van Parijs.
In 1924 was Leslie Knighton (1887-1959) als manager van Arsenal Football Club betrokken bij een van de eerste dopinggevallen uit het Britse voetbal. Een week voor de belangrijke wedstrijd tegen rivaal West Ham United speelde hij gastheer voor een prominente arts, die een vurige fan was van de club en die hem aan het einde van het bezoek voorstelde om de spelers 'moedpillen' te geven voor het duel. Nadat de arts hem verzekerde dat ze volkomen onschuldig waren, aanvaardde Knighton het goedje en deelde hij net voor de wedstrijd de 'kleine zilveren pillen' uit aan zijn team. Hoewel de pillen de energie van de spelers met succes verhoogden, veroorzaakten de bijwerkingen een razende dorst. De wedstrijd eindigde op 0-0 en er volgde een replay. De Arsenalspelers weigerden toen de pillen opnieuw te slikken en verloren uiteindelijk met 1-0.
In 1924 volgde de Franse journalist Albert Londres (1884-1934) voor zijn krant 'Le Petit Parisien' de Tour de France.
Op weg naar het stadje Coutances hoorde hij dat Henri Pelissier (1889-1935), de winnaar van het jaar voordien, samen met zijn broer Francis Pelissier (1894-1959) en Maurice Ville (1901-1982) na een ruzie met organisator Henri Desgrange (1865-1940) uit de Tour waren gestapt.
's Anderendaags publiceerde de journalist in zijn dagblad een interview met de drie getiteld “Les Forcats de la Route” (de veroordeelden van de weg):
"Je hebt er geen idee van wat de Tour de France is, zei Henri Pelissier. Het is een Golgotha. Erger nog dan dat, omdat de weg naar het kruis slechts uit veertien haltes bestond en de onze uit vijftien. We lijden van het begin tot het einde. Je wil weten hoe we toch kunnen doorgaan?” Hij trok een flesje uit zijn zak. "Dat is cocaïne voor de ogen en dit is chloroform voor ons tandvlees." Waarop Maurice Ville zijn schoudertas ledigde en zei: "dit is een zalf om opnieuw warmte in onze knieën te krijgen."
"En pillen, je wil pillen zien? Kijk, hier zijn pillen." Alle drie haalde ze drie dozen boven. "De waarheid is," zei Francis Pelissier, "dat we doorgaan op dynamiet."
Henri sprak zo wit als een lijkwade eens het vuil van de dag ervan afgewassen was en zijn lichaam afgevoerd door diarree:
"'s Nachts, in onze kamers, kunnen we niet slapen. We trillen en dansen alsof we de St Vitus Dans deden..."
"Er is minder vlees aan ons lijf dan aan een skelet," zei Francis.
Veel later verklaarde Francis Pelissier:
"Londres was een bekende verslaggever, maar van fietsen kende hij niets. We hebben hem een beetje beetgenomen met onze cocaïne en onze pillen. Maar niettemin was de Tour de France van 1924 geen pretje.., wij reden op dynamiet.”
Feit was dat de gebroeders Henri (1889-1935), Francis (1894-1959) en Charles Pelissier (1903-1953) in 1924, bij het verlaten van de Tour de France, als eersten in een heus drugschandaal verwikkeld waren. Ze gaven toe dat ze strychnine, cocaïne, chloroform, aspirine, 'paardenzalf' en andere geneesmiddelen hadden gebruikt om te kunnen volhouden. Henri Pelissier was een ongeduldig en driftig mens. Zijn eerste vrouw pleegde zelfmoord, zijn tweede schoot hem dood. Zijn misdragingen kwamen vrijwel zeker voort uit het gebruik van drugs.