1928 - Amsterdam
Amsterdam 1928
Voor het eerst werd het Olympisch vuur ontstoken, niet door één of ander bekende sportvedette, gewoon door een arbeider van het lokale gasbedrijf. Ook voor het eerst werd de landenparade door Griekenland geleid, waar de bakermat van de Spelen lag. Het gastland sloot de parade af, een traditie die nu nog altijd bestaat. 46 landen namen deel deel aan veertien sporten, met een totaal van 2606 mannelijke en 277 vrouwelijke atleten.
Het ontwerp van het Olympisch stadion was van de hand van de Nederlandse architect Jan Wils (1891-1972) die het bouwde in de stijl van de Amsterdamse School.
Heidens
Omdat ze het een uiting van heidendom vond weigerde de puriteinse koningin Wilhelmina van Oranje Nassau (1880-1962) de Spelen te openen. Bovendien verviel daardoor iedere vorm van staatssteun, zodat de organisatoren op zoek moesten naar privé kapitaal. Andere bronnen willen dan weer dat ze razend was omdat het IOC de Spelen niet wilde verzetten. Op de voorziene datum was ze immers in Noorwegen op vakantie, maar het IOC negeerde haar verzoek.
Zonder de Coubertin
De eerste Spelen zonder Pierre de Coubertin (1863-1937), omdat het voorzitterschap in 1925 aan de Belgische graaf Henri de Baillet-Latour (1876-1942) was overgedragen. De familie de Baillet-Latour werd vooral bekend als aandeelhouder van de Inbev brouwerijen (vroeger Stella en Interbrew). Wegens ziekte was De Coubertin in Amsterdam afwezig.
Oeps, klein foutje
In 1928 organiseerde het IOC een wedstrijd om de olympische medailles te ontwerpen. De Italiaan Giuseppe Cassioli (1865-1942) won, hij ontwierp medailles met aan de voorzijde Nike, de godin van de overwinning. Aan de achterzijde vergiste hij zich echter, in plaats van het Parthenon graveerde hij het Romeinse Coliseum. Het 'foutje' werd pas in 2004 weggewerkt, toen de Spelen in Athene werden gehouden
Sponsoring
Voor het eerst deed de sponsoring haar intrede. Coca Cola betaalde de dure overtocht van de Amerikaanse atleten en als tegenprestatie toonden de sporters zich regelmatig met een flesje Cola in de hand. De boot die hen overbracht was volgestouwd met duizend bakken Cola. Op de Spelen zelf werden de flesjes verkocht in kiosken rond het Olympisch Stadion en aan de roeibaan.
Buiten het stadion hing een grote affiche die ontworpen was door een student van een Amerikaanse kunstacademie en overal verschenen er gekleurde advertenties.
Koninklijk goud
Een koninklijke Olympisch kampioen in het zeilen, Kroonprins Olaf van Noorwegen (1903-1991) won goud met zijn team in de 6m-klasse.
Jongste medaillewinnaar
Luigina Giavotti (1916-1976), het meisje helemaal rechts op de foto, werd met haar 11 jaar en 302 dagen de jongste medaillewinnares ooit. Met het Italiaanse team haalde ze zilver in het turnen.
Eerste van een hele reeks
Voor een record aantal van 50.000 toeschouwers won India de eerste van zes opeenvolgende hockeytitels.
De Hongarije ploeg haalde goud in het sabelschermen, de eerste medaille in een ononderbroken reeks van zeven.
Eerste niet-Europese worstelkampioen
In het Grieks-Romeins worstelen won Egyptenaar Ibrahim Moustafa (1904-1968) de titel bij de halfzwaargewichten. En daarmee was hij de eerste niet-Europeaan die goud haalde in het worstelen.
Nieuw: atletieknummers voor vrouwen
Ondanks protest stonden atletiek en gymnastiek voor het eerst op het programma bij de vrouwen. Halina Konopacka (1900-1989) kroonde zich tot eerste olympische atletiekkampioene. Met een nieuw wereldrecord van 39m62 won de Poolse het discuswerpen, vier jaar later pas verbeterde haar landgenote Jadwiga Weisj (1912-1990) dat naar 40m34. Konopacka werd in Amsterdam ook verkozen tot mooiste vrouw van de Spelen. Na haar sportieve loopbaan werd ze schrijfster en week ze uit naar de Verenigde Staten, waar ze in 1989 in Daytona Beach overleed.
Met een chrono van 12.2 won de Amerikaanse Betty Robinson (1911-1999) de 100m, voor de Canadezen Bobbie Rosenfeld (1904-1969) en Ethel Smith (1907-1979).
In haar allereerste 100m moest Betty Robinson (1911-1999) enkel de Amerikaanse recordhoudster Helen Filkey (1908-2000) als haar meerdere erkennen, maar tijdens haar tweede optreden evenaarde ze het wereldrecord. Op de Spelen herhaalde ze die stunt met goud en won ze met haar teammaats zilver op de 4 x 100m. In 1931 lag ze na een vliegtuigcrash wekenlang in coma en met meerdere breuken belandde ze in een rolstoel. Twee jaar na het ongeval kon ze terug lopen en hoewel ze haar knie niet meer normaal kon plooien werd ze toch geselecteerd voor de 4 x 100m ploeg van de Olympisch Spelen in Berlijn. Het Amerikaanse team won goud omdat de Duitse meisjes bij de laatste wissel de stok lieten vallen. Na deze Spelen stopte ze haar sportieve carrière en werd ze sportfunctionaris. Ze overleed op 87-jarige leeftijd aan kanker en Alzheimer.
De Canadese Fanny "Bobbie" Rosenfeld (1904-1969) werd in het Russische Dnepropetrowsk geboren, maar het jaar nadien emigreerde de familie Canada. Rosenfeld werd stenotypiste in de Patterson chocoladefabriek van Toronto en kon enkel 's avonds en tijdens de weekends sporten. En toch blonk ze uit in basketbal, hockey, softball en tennis, wat haar de titel 'best Canadian female athlete of the half-century' opleverde. Een journalist omschreef haar kunnen als volgt:
"Haar sportieve loopbaan wordt het best als volgt samengevat… ze was geen goede zwemster."
In Amsterdam veroverde ze zilver op de 100m, goud op de 4 x 400m en een vijfde plaats in de 800m. Haar bijnaam Bobby dankte ze aan haar haarsnit. Na de Spelen kreeg ze artritis en in 1933 stopte ze met sport. Ze werd journaliste bij de Toronto Globe and Mail, waar ze vanaf 1937 de eigen collum 'Sports Reel' kreeg.
Met een sprong van 1m60 was de Canadese Ethel Catherwood (1908-1987), bijgenaamd 'The Saskatoon Lily', de beste in het hoogspringen. In 1925 verhuisde ze met haar familie van Haldimand County naar Saskatoon, waar ze aan de Bedford Road School studeerde en trainde. Het jaar nadien haalde ze al een eerste succes, met 1m51 evenaarde de 14-jarige het Canadees record hoogspringen. Enkele weken later sprong ze zelfs 1m58, drie centimeter beter dan het één maand oude wereldrecord van de Britse Phyllis Green (1913-2012). Net voor de Spelen vijzelde ze tijdens de Canadese kampioenschappen het wereldrecord naar 1m60. Haar knalprestaties sprongen in het oog van Teddy Oke (1885-1937), een filantroop uit Toronto, die haar trainingskosten voor zijn rekening nam, waardoor ze naar de Spelen kon. Ondanks het koude en winderige weer evenaarde ze tijdens de Olympiade haar wereldrecord en won ze goud. De Nederlandse Lien Gisolf (1910-1993) werd tweede, de Amerikaanse Mildred Wiley (1901-2000) derde. Opmerkelijke anekdote: terwijl haar tegenstreefsters voor de finale stretchoefeningen deden, verfde Catherwood doodleuk haar lippen met lippenstift. Omwille van haar schoonheid kreeg ze bij haar terugkeer in Canada een filmrol aangeboden. Ze sloeg de aanbieding echter af, trouwde en verhuisde naar Californië, waar ze op 26 september 1987 in Grass Valley overleed.
Controverse
De 800m zorgde bij de vrouwen voor heel wat controverse, in zoverre dat het Olympisch Comité besliste dat het 'zwakke geslacht' in de toekomst geen afstanden meer mocht lopen van meer dan 200m. Het duurde tot 1960 vooraleer men in Rome op die beslissing terugkwam. Wat was er gebeurd? De Duitse Lina Radke-Batschauer (1903-1983) won het nummer in de nieuwe wereldtijd van 2.16.8. De Japanse Kinue Hitomi (1907-1931) finishte tweede en wierp zich na de eindstreep op het gras. In haar kielzog deden heel wat andere loopsters haar dat na. Een aantal oudere IOC-leden zag hierin de bevestiging van hun vooroordelen tegen vrouwensport. De dames hadden echter geen uitputtingsverschijnselen, maar uitten op die manier hun gevoelens over het verlies. De nieuwe Belgische voorzitter graaf Henri de Baillet-Latour (1876-1942) wilde zelfs alle atletiekwedstrijden voor vrouwen afschaffen, maar zo ver kwam het tenslotte niet. De 800 m bleef wel geschrapt, wat voor Radke-Batschauer het einde van haar Olympische carrière betekende. En toch bleef zij trouw aan de middellange afstand. In 1930 lukte ze met 3.06.6 een nieuw wereldrecord op de 1000m. Haar sportcarrière duurde tot het WK van 1934. In 1945, tijdens de laatste dagen van Wereldoorlog II, verloor ze haar gouden medaille in een schuilkelder in Breslau. Elf jaar later kwam die (gestolen?) medaille terug boven water en het NOC van de DDR bezorgde haar de trofee terug.
De Japanse Kinue Hitomi (1907-1931), goed voor het zilver in de 800m, was een allround atlete. Met atletiek begonnen in 1926 hield ze wereldrecords in meerdere disciplines: 11m62 in hink-stap-springen, 5m98 in het verspringen, 12.2 sec in de 100m en 24,7 sec in de 200m zonder bocht. Bovendien bezat ze alle Aziatische records van de 100 tot de 800m, van de 80m horden tot alle springnummers, van discus- tot speerwerpen. In Amsterdam schreef Hitomi in voor 100m, 800m, discuswerpen en hoogspringen. In maart 1931 werd ze in een ziekenhuis van Osaka opgenomen, waar zij op 2 augustus overleed aan een longontsteking.
Starblokken
De zwarte atleet Jack London (1905-1966) baarde tijdens de 100m heel wat opzien. Waar andere atleten gewoon kuiltjes groeven om hun voeten vast te zetten gebruikte de Brit startblokken. Hij finishte tweede na de Canadees Percy Wiliams (1908-1982). Met zijn ploegmaats Cyril Gill (1902-1989), Teddy Smouha (1908-1992) en Walter Rangeley (1903-1982) haalde hij brons op de 4 x 100m, na de Verenigde Staten en Duitsland.
De meest succesvolle atleten
De Zwitserse gymnast Georges Miez (1904-1999) won drie gouden medailles (All-Round, ploeg en horizontale baren) en éénmaal zilver (paard voltige). Hij trad aan op de Spelen van 1924, 1928, 1932 en 1936, waarin hij viermaal goud won, drie keer zilver en éénmaal brons. In 1934 kroonde hij zich in Boedapest tot wereldkampioen in de grondoefeningen.
De 42-jarige Franse schermer Lucien Gaudin (1886-1934) won voor de derde maal goud. Hij ging er prat op dat hij dat met drie verschillende wapens deed, zwaard, floret en degen. Ondanks hij beroepshalve bankier was dreef een excuberante levensstijl hem naar het bankroet, waarop hij op 48-jarige leeftijd zelfmoord pleegde. In heel zijn sportcarrière had hij echter elke financiële bijdrage geweigerd.
De Fin Paavo Nurmi (1897-1973) won in de 10.000m een negende gouden medaille. Bovendien haalde hij ook nog eens zilver op de 5.000m en de 3.000m steeple. Zijn laatste Olympische trofeeën overigens, want vier jaar later mocht hij op de Spelen van Los Angeles niet aantreden. Vooral onder impuls van de Zweedse officials met IAAF president en IOC ondervoorzitter Sigfrid Edström (1870-1964) op kop, die vonden dat de reiskosten die Nurmi voor een Duitse atletiekmeeting had aangerekend niet door de beugel konden. Neutrale waarnemers spraken echter van 'pure jaloezie'.
Canadese held
De onbekende 20-jarige Percy Williams (1908-1982) won zowel de 100 als de 200m. Met een chrono van 10.8 hield de Canadees de Engelsman Jack London (1905-1966) en de Duitser Georg Lammers (1905-1987) achter zich in de 100m. In de 200m was hij met 21.8 sterker dan de Brit Walter Rangeley (1903-1982) en de Duitser Helmut Körnig (1905-1973). Toen Williams na zijn succesvolle races terugkeerde naar zijn hotel versperde een mensenmassa hem de weg. Gevraagd naar het waarom antwoordde één van hen:
"Wij wachten op Olympisch kampioen Williams."
Williams mengde zich in de groep en knoopte gesprekken aan, wat hem nadien de quote ontlokte:
"Ik amuseerde me geweldig terwijl ik op mezelf stond te wachten".
Niemand had hem immers herkend. Williams dankte veel aan zijn coach Bob Granger, wiens geestdrift altijd groter was dan de zijne. Na de finale van de 100 m zei Williams overigens:
"Wat zal Granger nu blij zijn".
Die coach hield er ook merkwaardige ideeën op na, zo hamerde hij op het sparen van energie en zelfs van een warming-up wilde hij niet weten. Toen de finalisten zich opwarmden voor de 200 m, lag Williams in de kleedkamer bedolven onder een vracht dekens, Granger's manier om zijn atleet op temperatuur te brengen. De hulde van de 100m moest één dag worden uitgesteld, omdat de organisatoren ervan uitgingen dat de Amerikaanse sprinters onklopbaar waren hadden ze namelijk geen Canadese vlag voorzien. Na zijn sportcarrière werd Williams verzekeringsmakelaar. Hij leefde samen met zijn moeder die in 1977 overleed. Williams bleef eenzaam achter en leed aan artritis. In 1982 pleegde hij zelfmoord.
Dierenvriend
Halfweg zijn kwartfinale stopte de Australische roeier Henry Pearce (1905-1976) om een eendenfamilie door te laten. Een Fransman stak hem voorbij, maar Pearce haalde hem terug in en won de reeks.
Kogelstotende tarzan
Dat Johnny Weissmuller (1904-1984) en Buster Crabbe (1908-1983) in heel wat films de rol van Tarzan speelden is wel bekend, maar dat ook Herman Brix (1906-2007) zeven jaar lang die rol vertolkte is minder geweten. Al is zijn naamsverandering naar Bruce Bennet daar waarschijnlijk de grootste oorzaak van. De Amerikaan won op de Spelen van Amsterdam zilver in het kogelstoten en vertolkte ook de hoofdrol in de film 'Mildred Pierce'.
Huisvestingsproblemen
Geen Olympisch dorp in Amsterdam, wel enkele barakken en slaapzakken. Sommige atleten sliepen in scholen, de Amerikaanse delegatie verbleef op twee stoomboten in de haven van Amsterdam.
Generaal
Hoofd van de Amerikaanse delegatie was Douglas MacArthur (1880-1964), die tijdens Wereldoorlog II de Amerikaanse strijdkrachten aanvoerde in de Stille Zee.
Triomfantelijke terugkeer
Omwille van Wereldoorlog I uitgesloten van de Spelen van 1920 en 1924, vierden de Duitsers in Amsterdam een triomfantelijke terugkeer. Ze wonnen tien gouden, zeven zilveren en veertien bronzen medailles en daarmee eindigden ze in het landenklassement tweede na de Verenigde Staten.
Van atletiek naar politiek
De Brit David Burghley (1905-1981), die de 400m horden won, werd drie jaar later voor het Britse parlement verkozen en schopte het daarna zelfs tot Governor van Bermuda.
Professionals
Omdat het IOC hen als professionals beschouwde werden de tennissers van het Olympisch programma geschrapt. Pas in 1988 op de Spelen van Seoel werd het tennis terug toegevoegd aan het programma.
Probleemloze marathon
Probleemloos wat incidenten betrof, maar de voeten van de Amerikaan Joie Ray (1894-1978) waren na de aankomst zo gezwollen dat men de loopschoenen van zijn voeten moest snijden.
De afstand van de marathon werd officieel op 42 kilometer en 195 meter vastgepind en dit keer kwam het nummer positief in het nieuws. De kleine Algerijn Boughera Mohamed El Quafi (1898-1959) won en was daarmee de allereerste Afrikaanse medaillewinnaar in een atletieknummer, ook al liep hij voor Frankrijk. 26 seconden later finishte de Chileen Manuel Plaza (1900-1969) als tweede, en nog eens twee minuten later haalde de Fin Martti Marttelin (1897-1940) brons. Na zijn zege trok El Quafi de grote plas over waar hij zich aansloot bij een circusgroep die optrad in Madison Square Garden van New York. Omdat hij op die manier geld verdiende, verloor hij zijn statuut van amateur. Enkele jaren later keerde hij terug naar Parijs waar hij een café opende dat niet zo goed draaide. Toen Alain Mimoun (1921-2013) 28 jaar later goud won in Melbourne zocht men hem op, hij was werkloos en totaal verpauperd. De Franse sportkrant L'Equipe startte een geldinzameling die 50.000 Franse Francs opleverde. Tijdens een familievete werd El Quafi op 18 oktober 1959 doodgeschoten.
Zwemmen
In Amsterdam zwommen 182 deelnemers uit 28 verschillende landen voor zes titels bij de mannen en vijf bij de vrouwen. De Amerikaanse ploeg won zes van de elf titels en elf van de drieëndertig medailles.
Johnny Weissmuller (1904-1984) won de 100m vrije slag en met de Amerikaanse ploeg de 4 x 200m vrije slag.
De Amerikaanse Albina Osipowich van Aiken (1911-1964) deed hem dat na bij de vrouwen. Bij haar thuiskomst werd ze geestdriftig ontvangen, de inwoners van haar geboorteplaats Worcester zamelden $ 4.000 in waardoor ze universitaire studies kon aanvatten.
In de 400m vrije slag was de Argentijn Alberto Zorilla (1906-1983) een 'lucky winner'. De twee favorieten Andrew Charlton (1907-1975) en Arne Borg (1901-1987) beloerden mekaar in de binnenbaan en zwommen een tactische wedstrijd. Daardoor verloren ze de Argentijn uit het oog, die in de buitenbaan op een diefje naar de overwinning zwom.
Ook een andere 'vedette' maakte zijn opwachting tijdens deze Spelen, zij het bescheiden voor zijn kunnen. In de 1500m vrije slag veroverde Buster Crabbe (1908-1983) brons. Vier jaar later was het echter bingo met goud op de 400m vrije slag en het wereldrecord als toetje bovenop. Ironie van het lot, dat record stond op naam van niemand minder dan Johnny Weissmuller (1904-1984), en van die legende nam hij in 1933 ook nog eens de rol van Tarzan over, zowel op het witte doek als in de TV-serie.
In 1928 werd het zwemmen voor het eerst wetenschappelijk benaderd, coach David Armbruster (1891-1985) van de Iowa University filmde zijn schoolslagzwemmers onder water, iets wat de Japanners hem prompt nadeden.
Met succes overigens, want Yoshiyuki Tsuruta (1903-1986) won de 200m schoolslag en was daarmee de eerste Japanner op een olympisch podium.
Hommeles op het thuisfront bij de Nederlandse dames, het conformistische deel van de bevolking sprak over onzedelijk gedrag en de geheiligde zondagsrust zou geschonden worden. Daar trokken de Nederlandse zwemsters zich geen moer van aan en met 1.22.0 op de 100m rugslag veroverde 'Zus' Braun (1911-1982) het allereerste olympisch goud voor Nederland. Bovendien had ze in de halve finale het wereldrecord naar 1.21.6 bijgesteld. In 1931 won ze drie Europese titels in Parijs. Het jaar nadien was ze dan ook torenhoog favoriet om zichzelf op te volgen tijdens de Spelen van Los Angeles. Maar net voor de finale werd ze na een insectenbeet ernstig ziek en moest ze zelfs meerdere weken in Amerika achterblijven voor ze weer naar huis kon. Zus Braun heeft die 'insecten story' altijd ontkend:
"Een Amerikaan heeft mij met een puntig voorwerp gestoken waarop één of ander gemeen goedje zat. In Amerika wordt op iedere wedstrijd zwaar gegokt. Er waren mensen die er alle belang bij hadden dat ik niet won."
Er werden nog meer verdachtmakingen geuit:
"Waarom zei miss Eleanor Holm 'I am so happy?' toen zij wist dat Zus niet aan de finale kon meedoen? Is het niet eigenaardig, dat deze juffrouw een zevenjarig contract bij de Fox Movie zou krijgen, indien zij als nummer één eindigde?"
Eleanor Holm (1913-2004) kreeg na haar gouden medaille inderdaad een contract bij Warner Brothers aangeboden. Na de Spelen stopte Zus Braun haar sportieve zwemactiviteiten, met veertien Nederlandse titels, zes wereldrecords en vier Europese records in de prijzenkast. Opmerkelijk was ook dat ze door haar moeder Ma Braun (1881-1956) getraind werd, die nog andere Nederlandse zwemsters naar medailles begeleidde.
Zwakke Belgen
Een zilveren en twee bronzen medailles, de povere oogst van de Belgische ploeg. Edmond Spapen (?-?) kreeg zilver in het worstelen vrije stijl, de Fin Kaarlo Mäkinen (1892-1980) versloeg hem in de finale bij de bantamgewichten.
Bokser Leonard Steyaert (1907-?) kreeg brons bij de middelgewichten nadat hij via een scheidsrechterlijke beslissing de Brit Fred Mallin (1902-1987) had geklopt.
De roeiers George Anthony (?-?), François De Coninck (1902-?) en Léon Flament (1906-?) finishten als derde in de twee met stuurman.