1924 - Parijs

Parijs 1924

De ontslagnemende Pierre de Coubertin (1863-1937) wilde de Olympische Spelen graag nog één keer in eigen Parijs laten doorgaan en kreeg zijn zin. In tegenstelling met 24 jaar voordien werd deze editie ontzettend goed georganiseerd en ondanks de loden hitte werden er knalprestaties geleverd. Alleen al in atletiek sneuvelden zeven wereldrecords.

De openingsceremonie en verscheidene sporttakken vonden plaats in le Stade Olympique Yves-du-Manoir van Colombes, dat 45.000 toeschouwers kon herbergen.

Met meer dan 600.000 toeschouwers waren de Spelen een groot succes en dat ondanks de Franse overheid in gebreke bleef en ondanks het weinig gezellige stadion ver buiten Parijs lag.

Omdat het aantal deelnemende landen toenam van 29 tot 41 werd deze editie een belangrijke internationale gebeurtenis. Bovendien kwamen meer dan duizend journalisten opdagen.

Voor het eerst

Voor het eerst heel wat Afrikaanse en Aziatische landen, Duitsland daarentegen was omwille van Wereldoorlog I nog steeds niet welkom.

Het Olympisch motto 'Citius, Altius, Fortius' (sneller, hoger, sterker) werd voor het eerst gebruikt.

Verder werden tijdens de slotceremonie voor het eerst de Olympische vlag, de vlag van het gastland en die van het gastland van de volgende Spelen gehesen.

De totale kostprijs van deze Spelen werd op tien miljoen Franse frank geraamd. Met een opbrengst van vijf miljoen frank leed de organisatie dus een gigantisch verlies.

Voor het eerst werd ook een soort Olympisch dorp gebouwd, niet meer dan enkele inderhaast opgetrokken houten barakken met weinig comfort. Wel was er een restaurant, bibliotheek en postkantoor in ondergebracht.

Voor het eerst schermen voor vrouwen op het programma, zonder één wedstrijd te verliezen veroverde de 33-jarige Deense Ellen Osiier (1890-1962) het goud. Haar man Ivan Osiier (1888-1965) nam aan zeven Olympiades deel, waarin hij slechts één keer zilver won maar hij kroonde zich in de drie wapens wel 25 keer tot Deens kampioen.

Een volhouder en nationaal symbool

Op 34-jarige leeftijd was André Géo (1889-1943) er in eigen land voor de vierde keer bij. Als blijk van erkenning mocht hij de Olympische eed afleggen. In de finale van de 400m horden eindigde hij ‘slechts’ vierde. In 1908 had Géo zilver gewonnen in het hoogspringen. Hoewel de 18-jarige Fransman met een persoonlijk record van 1m79 naar de Spelen kwam, verbaasde hij iedereen door over 1m88 te wippen en daarmee eindigde hij tweede, ex aequo met de Brit Cornelius Leahy (1880-1921) en de Hongaar Istvan Somodi (1885-1963). De Amerikaan Harry Potter (1882-1965) won het nummer. Men hield toen immers nog geen rekening met foute sprongen. Vier jaar later in Stockholm wilde de Fransman het tè goed doen, hij schreef in voor zes nummers, maar hij haalde niet eenmaal het podium. Op de Spelen van 1920 eindigde hij met zijn vierde plaats net naast het podium van de 400m horden, maar veroverde hij brons in de 4 x 400m estafette. Tijdens Wereldoorlog I werd hij als soldaat door de Duitsers gevangen genomen. Zijn zesde ontsnappingspoging was de goede en opnieuw trok hij naar het front, dit keer als piloot. Tijdens Wereldoorlog II meldde hij zich opnieuw voor de frontlinie, omdat hij te oud was om een vliegtuig te besturen sloot hij zich aan bij de Infanterie. In 1943 werd hij tijdens een gevecht in Tunis gedood, hij was amper 53 jaar oud.

Vrouwen eisen hun rechten op

Ondanks het succes hield de Coubertin niet alleen een financiële kater over aan zijn Spelen maar leed hij ook zwaar gezichtsverlies. Hij die vond dat sport niets voor vrouwen was en dat ze dus zeker niet aan Olympiades konden deelnemen, moest met lede ogen aanschouwen hoe 136 vrouwen zich voor zes verschillende disciplines inschreven. Vier jaar eerder waren het er nog 78. In 1922 was Parijs al het schouwtoneel geweest van de eerste wereldspelen voor vrouwen, een initiatief van de Française Alice Milliat (1884-1957). Haar doel was de visie van de Coubertin doorbreken dat "echte Olympische helden enkel maar mannen waren". Op die eerste Wereldspelen tekenden vijf landen present: Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Zwitserland, Tsjechoslowakije en Frankrijk. Elf atletiekonderdelen, bijgewoond door 20.000 toeschouwers, leverden achttien nieuwe wereldrecords op. In 1920 had Milliat, die vertaalster van beroep was en zelf aan de roeicompetities deelnam, in Parijs een vrouwelijke voetbalploeg opgericht die in Engeland ging toeren.

Finland boven

De legendarische Fin Paavo Nurmi (1897-1973) won vijf keer goud: 1.500m, 3.000m in ploegverband, 5.000m, 10.000m cross individueel en per ploeg. De 1.500 en de 5.000m zelfs binnen een tijdsbestek van amper één uur.

Een andere Fin Ville Ritola (1896-1982) veroverde vier keer goud (3.000 m per ploeg, 10.000m, 10.000 m cross per ploeg en 3.000m steeplechase) en tweemaal zilver (5.000 en 10.000m cross individueel). In de 10.000m gebeurde dat met een nieuwe wereldrecord: 30.23.2.

In de 5000m leverden beide Finnen een heroïsch gevecht, dat Nurmi nipt won met 2/10de van een seconde. Twee dagen later waren beide kemphanen opnieuw van de partij in de 10km veldloop, die onder een loden hitte van meer dan 45°C werd gelopen. Dit keer stond er geen maat op de vliegende Fin. Terwijl Nurmi na aankomst van schoenen wisselde, kwam Ritola anderhalve minuut later als tweede over de finish. Maar waar bleef die derde Fin. Vier minuten kropen voorbij voordat Heikki Liimatainen (1894-1980) eindelijk de arena binnenstrompelde. Volledig uitgeput bleef de brons winnaar van 1920, 30 meter voor de finishlijn staan, hij draaide zich om en waggelde de verkeerde kant op. De toeschouwers schreeuwden hem de juiste richting in en twee minuten later vond hij eindelijk de eindstreep en finishte hij als twaalfde. Zijn prestatie leverde Finland het goud op voor landenploegen, voor de Verenigde Staten en Frankrijk. Van de 38 lopers kwamen er slechts vijftien aan. De wedstrijd werd nadien als de 'Zonneslag van Colombes' bestempeld.

Een andere Fin won de marathon. Met een tijd van 2:41.22, had Albin Stenroos (1889-1971) zes minuten voorsprong op de Italiaan Romeo Bertini (1893-1973), terwijl de Amerikaan Clarence DeMar (1888-1958) derde werd. Die Amerikaan won overigens zeven keer de marathon van Boston, wat hem de bijnaam Mr. DeMarathon opleverde, en dat ondanks het feit dat de artsen hem in 1910 omwille van hartruis al hadden aangeraden om te stoppen met lopen. Vermeldenswaard: Stenroos had vijftien jaar lang geen marathon meer gelopen.

Dit alles betekende dat de Finnen alle afstanden vanaf 1500m wonnen.

Verder Fins succes was er in het speerwerpen voor Jonni Myyrä (1892-1955), die daarmee zijn Antwerpse titel succesvol verdedigde. Ondank hij heel wat wedstrijden won en meerdere malen het wereldrecord brak, vluchtte hij na de Spelen naar de Verenigde Staten. Als financieel ambtenaar van zijn gemeente had hij geld verduisterd om de schulden te kunnen betalen die hij als zakenman in de houthandel had opgesoupeerd. Nadien liet hij ook zijn restaurant failliet gaan en vertrok hij dus met de noorderzon naar de States om nooit meer terug te keren. Op 62-jarige leeftijd overleed hij in San Francisco.

In de vijfkamp ging het goud naar de Fin Eero Lehtonen (1898-1959) voor de Hongaar Elemér Somfay (1898-1979) en de Amerikaan Robert LeGendre (1898-1931).

De meest succesvolle atleten

De Fransman Roger Ducret (1888-1962) haalde vijf medailles: goud in floret met ploeg, floret individueel en degen met ploeg, zilver in degen en sabel individueel.

Met een sprong van 1m98 won Harold Osborn (1899-1975) het hoogspringen en later was de Amerikaan ook de beste tienkamper, een dubbelslag die niemand hem ooit nadeed. Osborn was bekend om zijn 'lattentruk', tijdens zijn sprong drukte hij de lat tegen de houders, zodat ze bij lichte aanraking niet kon vallen. Iets wat later bewezen werd met foto's en filmmateriaal. Osborn zelf heeft deze verdenking altijd ontkend, hij beweerde dat zijn arm enkel een schaduw had geworpen. De 2m05 die hij één jaar later in Austin sprong werd om dezelfde reden niet als wereldrecord erkend. Uiteraard deden heel wat atleten hem dat na, zodat de atletiekbond gedwongen was om het reglement in 1926 te wijzigen. Vanaf toen lag de lat vrij op plaatjes tussen de staanders, zodat ze bij de minste aanraking viel. Osborn studeerde af als osteopaat en trouwde met de Canadese hoogspringster Ethel Catherwood (1908-1987), die in 1928 goud won in Amsterdam.

Voer voor filmliefhebbers

De Britten Harold Abrahams (1899-1978) en Eric Liddell (1902-1945) veroverden goud op de 100 en 400 meter. Hun verhaal vormde de basis voor de film 'Chariots of Fire'. In 1925 brak Abrahams een been en daarmee zat zijn sportcarrière er op. Hij vestigde zich als advocaat maar werkte ook jarenlang als atletiekverslaggever voor de BBC.

Eén jaar na de Spelen keerde Eric Liddell (links op de foto) na zijn afstuderen terug naar China, waar hij net als zijn ouders als zendeling werkte. Als leraar trainde hij zijn leerlingen in verschillende sporten. In 1932 werd hij tot dominee benoemd en twee jaar later trouwde hij met de Canadese Florence Mackenzie (1911-1984). In 1941 was het leven in China zo gevaarlijk geworden dat de Britse regering haar landgenoten de raad gaf om te vertrekken. Florence trok met haar drie dochters naar Canada, maar Eric Liddell en zijn broer, die arts was, bleven hun werk doen. Twee jaar later werd het gebied waar zij werkten door de Japanners bezet en werden beiden in een kamp geïnterneerd, waar Eric Liddell in 1945 aan de gevolgen van een hersentumor overleed.

Atleet werd beroemd kinderarts

In het roeien won de Amerikaanse ploeg de acht met stuurman. Eén van de roeiers was Benjamin Spock (1903-1998), die later als kinderarts wereldberoemd zou worden voor zijn psycho-analytische benadering van kinderen.

Atleet werd beroemd auteur

Nadat de Amerikaan Jackson Scholz (1897-1986) vier jaar voordien in Antwerpen met zijn maats de 4 x 100m gewonnen had, was hij nu de beste op de 200m en haalde hij zilver op de 100m. Later schreef hij meer dan dertig novellen met sport als onderwerp.

Jaws

De Franse bokser Roger Brousse (1901-?) won de kwartfinale bij de middelgewichten op punten. Toen de scheidsrechters zijn tandafdrukken op de schouder en de borst van de Brit Henry Mallin.(1892-1969) bemerkten, diskwalificeerden ze hem. De aanmoediging 'doorbijten' die zijn coach hem toeriep had Brousse al te letterlijk genomen..

Ongelukkige selectie

Met een sprong van 7m77 in het verspringen lukte de Amerikaan Robert LeGendre (1898-1931) een nieuw wereldrecord. Eigenaardig genoeg gebeurde dat in de vijfkamp en was hij door de Amerikaanse bond niet geselecteerd voor het verspringen. Die competitie ging met 7m44 naar landgenoot William DeHart Hubbard (1903-1976), 33 centimeter onder het wereldrecord van LeGendre, die in de moderne vijfkamp 'slechts' brons haalde.

Eerste goud voor een zwarte atleet

De overwinning in het verspringen van William DeHart Hubbard (1903-1976) ging niet onopgemerkt voorbij, hij was de eerste zwarte atleet die goud veroverde op Olympische Spelen.

Eerste goud van Europees sprinter

Met een chrono van 10.6 won de Brit Harold Abrahams (1899-1978) de 100m en daarmee was hij de eerste Europeaan die in dat nummer goud won. Het duurde 36 jaar voor de Duitser Armin Hary (1937-) erin slaagde om de Amerikanen opnieuw in hun favoriete nummer te verslaan.

Medaillewinnaar werd kledingfabrikant

In het tennis bij de mannen haalde het Franse duo Jean Borotra (1898-1998) en René Lacoste (1904-1996) brons. Lacoste (foto) werd later beroemd door zijn sportkledingmerk met het krokodilletje als logo.

Bronzen gouverneur-generaal en chirurg

In die 100m finishte de Nieuw Zeelander Arthur Porritt (1900-1994) derde. Later werd hij de elfde Gouverneur-generaal van zijn land en dertig jaar lang was hij als chirurg actief in Londen. Die 100m werd op 7 juli 1924 om 7 uur gelopen. Abrahams en Porritt maakten er nadien een traditie van om ieder jaar opnieuw samen te dineren op 7 juli om 7 uur 's avonds en dat tot aan Abrahams' dood. Porritt was ook niet vies van controversiële uitspraken. Zo zei hij ooit tijdens één van zijn speeches:

"Als Nieuw Zeeland, net als India of Israël, een vrouwelijke Eerste Minister aanstelt, is het misschien tijd om een halt toe te roepen aan de emancipatiebeweging".

Sterke Amerikaanse tennissers

De Amerikaanse Helen Wills (1905-1998), hier tijdens het dubbelspel met landgenote Hazel Wightman (1886-1974), geldt nog steeds als één der beste tennisspeelsters aller tijden. Op 18-jarige leeftijd won ze in Parijs goud in het enkel- en het dubbelspel. Moody veroverde ook 31 grand slam titels, waaronder de US Open en de French Open. Bovendien eigende ze zich 45 Amerikaanse titels toe, de laatste toen ze al 68 jaar was. Het leverde haar de bijnamen 'Queen Mother of American Tennis' en 'Lady Tennis' op.

De Amerikaan Dick Williams (1891-1968) won met zijn landgenote Hazel Wightman (1886-1974) het dubbel gemengd. Williams overleefde de Titanic, tijdens die ramp in 1912 zag hij zijn vader sterven toen die onder een grote schoorsteen bedolven werd. Gehuld in een bontjas, sprong Williams het ijskoude water in en werd hij gered. Omwille van gangreen wilden de artsen zijn beide benen amputeren maar Williams weigerde. Hij herstelde en werd een uitmuntend tennisser.

Zuid Amerikaans succes

Verrassende winst van het voetbalelftal uit Uruguay, dat die stunt vier jaar later nog eens overdeed. In Parijs klopten de Uruguayanen Zwitserland met 3-0.

Laatste keer rugby

Verrassing in het rugby, waar de Verenigde Staten thuisland Frankrijk met 17-3 wandelen stuurden.

Zwemmen

De zwemcompetitie werd in het Olympisch bad van Tourelles betwist, dat speciaal voor de Spelen in hartje Parijs gebouwd werd. Voor een betere oriëntatie werden voor het eerst ook lijnen met kurken noppen uitgelegd en voor het eerst was de badlengte 50 m. De mannen betwistten zes nummers, de vrouwen vijf. Een totaal van 169 deelnemers uit 23 verschillende landen. De Amerikanen waren de grootste slokop met negen van de elf gouden plakken en een totaal van 19 van de 33 te verdelen medailles.

Gertrude Ederle (1906-2003) won brons op de 100 en 400m vrije slag en met de estafetteploeg goud op de 4 x 100m vrije slag. Twee jaar later zwom ze als eerste vrouw het Engelse Kanaal over in 14 uur en 32 minuten, twee uur sneller dan de mannen tot dan toe. Het bezorgde haar bij thuiskomst in Broadway de grootste ticker tape parade ooit. In 1919, net geen dertien jaar oud, had ze het wereldrecord 800m vrije slag gebroken, de jaren nadien voegde ze daar nog elf wereldtijden aan toe. In 1922 brak ze liefst zeven wereldrecords op rij tijdens een 1.500m zwemwedstrijd in Brighton Beach. Door een oorinfectie na mazelen was ze hardhorig geworden, het zoutwater tijdens de kanaaloversteek tastte haar trommelvlies zodanig aan dat ze volledig doof werd.

Johnny Weissmuller (1904-1984) haalde drie gouden medailles: 100 en 400m vrije slag en met de aflossingsploeg de 4 x 100m vrije slag, telkens in een nieuw wereldrecord. In de finale van de 100m versloeg hij landgenoot Duke Kahanamoku (1890-1968), de Olympisch kampioen van 1920 en diens jongere broer Samuel (1902-1966). Met het Amerikaans waterpoloteam voegde Weismuller een bronzen medaille toe aan zijn oogst. Meteen ook de start van een prachtige tienjarige loopbaan. Vijfmaal olympisch goud, 36 Amerikaanse titels en dit alles zonder één wedstrijd te verliezen. Zijn wereldrecord van 51 seconden op de 100 yard vrije slag hield zo maar eventjes zeventien jaar stand.

Vijf jaar voor zijn Olympische successen had zijn eerste zwemtrainer hem echter de grond ingeboord. De man vond dat de toen 15-jarige Weissmuller geen talent had. Gelukkig kreeg William Bachrach (1879-1959) (op de foto met Weissmuller op de rechter schoot) hem onder zijn hoede en kneedde hij hem tot een ware kampioen. Op 18-jarige leeftijd had hij al twaalf wereldrecords gebroken en was hij op de 100m vrije slag als eerste onder de minuut gedoken. Later werd hij de beroemdste Tarzan van het witte doek. Geboren als Oostenrijkse Hongaar lanceerde hij in die films zijn ongeëvenaarde oerkreet, waarvan hij later toegaf dat die eigenlijk uit het jodelen afkomstig was. Ondanks zijn enorme successen verging het Weissmuller minder goed op financieel gebied. Weinig succesvol in zaken en liefst vijf huwelijken brachten hem financieel aan de grond. Uit pure geldnood aanvaardde hij op 69-jarige leeftijd een job als hotelportier in Las Vegas, waar hij de hotelgasten ontving met de woorden: "Me Tarzan, you welcome". Hij greep naar de fles en belandde in een ouderlingentehuis voor verarmde toneelspelers. In 1979 verklaarden de artsen hem 'geestelijk verward'.

De amper 15-jarige Martha Norelius (1908-1955) tikte in de 400m vrije slag aan als eerste  na 6.02.2. Vier jaar later in Amsterdam herhaalde de Amerikaanse die stunt en zwom ze met de estafetteploeg 4 x 100m vrije slag eveneens naar het goud. Ze werd geboren in Stockholm, haar vader Charles Norelius (1882-1974), die Zweden vertegenwoordigde op de zwemnummers van de onofficiële Spelen van 1906, was haar eerste trainer. De familie emigreerde naar de Verenigde Staten waar Martha in de Amerikaanse zwemploeg werd opgenomen. In 1930 trouwde ze met de Canadese roeier Joseph Wright Jr (1906-1981), die zilver haalde op de Spelen van Amsterdam en ook professioneel football speelde. Het huwelijk hield stand tot 1938, waarna Martha Norelius nog tweemaal trouwde. Ze werd geschorst als amateur omdat ze in 1929 samen met enkele professionele zwemmers een exhibitiewedstrijd had gezwommen. Noodgedwongen werd ze dan maar professioneel en won ze meteen de Wrigley marathon in Toronto met de daaraan verbonden 10.000 USD. Tussen 1925 en 1928 zette ze negentien wereldrecords en dertig Amerikaanse besttijden neer.

In de 200m schoolslag lag de 16-jarige Marie Baron (1908-1948) vele seconden voor op haar tegenstandsters. De Nederlandse werd echter gediskwalificeerd omdat ze bij het keerpunt slechts met een hand had aangetikt. Baron nam weerwraak. Op 24 oktober 1926 in Brussel zwom ze datzelfde nummer in 3.18.4, een nieuw wereldrecord. Een jaartje later verpulverde ze opnieuw in Brussel de wereldtijd 400m schoolslag met een chrono van 6.54.80. In de aanloop voor de Spelen van Amsterdam brak ze in 1928 het wereldrecord 200m schoolslag nog maar eens en die chrono van 3.12.80 maakte haar tot topfavoriet voor het goud. Ze haalde 'slechts' zilver na een hard bevochten duel met de Duitse Hildegard Schrader (1910-1966), die met 3.11.2 een nieuwe wereldtijd had neergezet in de reeksen en die in 1929 als eerste zwemster onder de drie minuten dook. Baron van haar kant koelde haar wraak door later op het jaar met 6.45.60 een nieuw besttijd te klokken over 400m schoolslag.

De Amerikaanse Sybil Bauer (1903-1927) won de 100m rugslag met ruim vier seconden voorsprong op de Engelse Phyllis Harding (1907–1992). In de jaren '20 domineerde zij de rugnummers en vestigde ze liefst 23 wereldrecords. Toen ze op het punt stond te trouwen met de Amerikaanse TV vedette Ed Sullivan (1901-1974) stierf ze op 23-jarige leeftijd aan kanker.

De Australiër Andrew "Boy" Charlton (1907-1975) won de 1.500m vrije slag in een nieuwe wereldtijd van 20.06.6. Hij haalde ook brons op de 400m vrije slag en zilver met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later in Amsterdam eindigde hij tweede op de 400 als de 1.500m vrije slag, maar kondigde hij ook zijn afscheid aan. Hij kwam hierop terug en trok in 1932 naar de Spelen van Los Angeles, waar hij er echter niets van bakte door overgewicht en een griepaanval.

Schoonduiken

Al White (1895-1982) was de eerste die zowel op de 3m plank als in het torenspringen goud won. De Amerikaan had meegevochten in Wereldoorlog I en toerde door Europa met de Amerikaanse basketploeg. Na de oorlog ging hij aan de Stanford University studeren en in 1921 veroverde hij met dat team de Amerikaanse baskettitel. In totaal won hij tien Amerikaanse duiktitels en op de 1m plank werd hij nooit verslagen. Als Luitenant-kolonel diende hij zijn land in Wereldoorlog II en later werd hij ingenieur in in Richmond, Californië.

Aileen Riggin (1906-2002) was de eerste vrouw die zowel in het schoonduiken als het zwemmen een medaille won. Ze veroverde zilver op de 3m plank en brons op de 100m rugslag.

Succesvolle Belgische deelnemers

Joseph De Combe (1901-1965) won zilver op de 200m schoolslag.

Zilver voor Pierre Ollivier (1890-?) bij de middelgewichten in het worstelen vrije stijl.

Léon Huybrechts (1876-1956) won het zeilen in de Dinghy klasse. In 1908 en 1920 had hij al eens zilver gewonnen in de 6 meter klasse. Hij nam deel aan de Olympische Spelen van 1908, 1902, 1924 en 1928.

Brusselaar Charles Delporte (1893-1960) won in het schermen het onderdeel met de degen en met de Belgische ploeg zilver met datzelfde wapen.

Luikenaar Jean Delarge (1906-?) won de bokstitel bij de weltergewichten, in de finale versloeg hij de Argentijn Héctor Méndez (1897-1977) na scheidsrechterlijke beslissing. Meteen ook de eerste Belgische bokstitel op Olympische Spelen.

Wielrenner Rik Hoevenaers (1901-1958) eindigde tweede in de wegrit en won met de Belgische ploeg ook zilver in het landenklassement en brons in de ploegenachtervolging

Ook voor de Belgische waterpoloploeg was opnieuw zilver weggelegd: Albert Durant (1892-?), Joseph Pletincx (1888-1971), Pierre Dewin (1884-?), Gérard Blitz (1901-1979), Joseph Cludts (1896-?), Georges Fleurix (1892-?), Paul Gailly (1884-?), Jules Thiry (1898-1931), Pierre Vermetten (1895-?), Joseph de Combe (1901-1965) en Maurice Blitz (1891-1975).