1920 - Antwerpen

Antwerpen 1920 

Oorspronkelijk waren deze Spelen aan Boedapest toegewezen, dat het haalde van Amsterdam en Lyon, maar omdat de Oostenrijks-Hongaarse keizer Frans Jozef I (1830-1916) in Wereldoorlog I de zijde van de Duitsers had gekozen, besliste het IOC in april 1919 om de Olympiade naar Antwerpen te verhuizen. Voor de financiering van de Olympische Spelen deed België beroep op Antwerpse reders en diamantairs.

De openingsceremonie werd bijgewoond door koning Albert I (1875-1934), die het uniform droeg waarin hij tijdens Wereldoorlog I het Belgische leger had aangevoerd.

Plaats van het gebeuren was het nieuwe Beerschot-stadion. Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije en Turkije werden niet uitgenodigd omdat ze tijdens Wereldoorlog I de verkeerde kant hadden gekozen. Door de revolutie in eigen land daagde ook Rusland niet op.

De disciplines zelf werden over heel wat steden gespreid. De wielrenners moesten voor hun wegrit naar Antwerpen, boksen en worstelen ging door in de Antwerpse Zoo, tennis op Beerschot tennis club, pistool- en geweerschieten in het kamp van Beverlo/Leopoldsburg, roeien op het kanaal van Willebroek, zeilen van de 12 voet dinghy in het Amsterdams Buiten Y, schermen in het Brusselse Egmontpaleis, schieten op bewegende dieren en kleiduiven in het Brasschaatse militaire kamp Hoogboom, voetbal in het Gentse Ottenstadion, het Brusselse Dudenstadion van Union St-Gillis, het Beerschotstadion en de stadion van Royal Antwerp FC, boogschieten in het Antwerpse Nachtegalenpark, atletiek, paardrijden, veldhockey, turnen, moderne vijfkamp, rugby, touwtrekken en gewichtheffen in het stadion van Beerschot, polo en zeilen in Oostende, figuurschaatsen en ijshockey in het Antwerpse ijspaleis, duiken zwemmen en waterpolo in het Antwerpse nautisch stadion en wielrennen op de piste in de Antwerpse Velodroom Zurenborg.

De eerste olympische eed werd door onze landgenoot Victor Boin (1886-1974) uitgesproken en voor het eerst werden tijdens de openingsceremonie ook duiven gelost en werd de olympische vlag gehesen.

Die eerste Olympische vlag werd overigens gestolen. De dader was de Amerikaan Hal Prieste (1896-2001), die brons haalde in het schoonspringen. In 2000 bezorgde hij de vlag op 103-jarige leeftijd terug aan IOC-voorzitter Antonio Samaranch (1920-2010), zoals op de foto te zien is. Wat weinigen weten is dat de legendarische zwemmer Duke Kahanamoku (1890-1968) de van Armeense afkomst Prieste aanspoorde om in de vlaggenmast te beklimmen. De vlag zelf lag 77 jaar lang verborgen in  de koffer van Prieste en prijkt nu als aandenken in het Olympisch museum van Lausanne.

Comité failliet, geen officieel rapport

Het organisatiecomité van de Olympiade van Antwerpen ging tijdens de Spelen zelf failliet, zodat geen officieel rapport gepubliceerd werd. De officiële documenten werden echter bewaard op de hoofdzetel van het Belgisch Olympisch Comité in Brussel, het BOIC publiceerde in 1957 uit die originele gegevens alsnog een rapport. En al was dat 37 jaar na de feiten, de meeste experts beschouwen het als tamelijk compleet.

Van boksen naar bobslee

De Amerikaanse bokser Edward Eagan (1887-1967) won het goud bij de mid-zwaargewichten. Twaalf jaar later in Lake Placid veroverde hij opnieuw Olympisch goud, maar dit keer met de Amerikaanse 4-man bobslee en daarmee werd hij de eerste atleet die zowel op de zomer- als de winterspelen winnaar werd. Na zijn sportcarrière werd hij advocaat en tijdens Wereldoorlog II was hij kolonel in het Amerikaanse leger.

De meest succesvolle atleten

Willis Lee (1888-1945), die het tijdens Wereldoorlog II tot vice admiraal van de Amerikaanse Navy schopte, haalde zeven medailles bij het schieten: vijf gouden, één zilveren en één bronzen, alle in de ploegcompetities.

De Belg Hubert van Innis (1866-1961) veroverde zowel individueel als in teamverband tweemaal goud en eenmaal zilver in het boogschieten, wat zijn totaal van zes Olympische medailles bracht. Hij was de beste schutter op de 28 en 33 meter, werd tweede op de 50 meter. In ploegverband haalde hij met zijn maats zilver op de 28 meter en goud in de nummers 33 en 50 meter.

De Noorse schutter Otto Olsen (1884-1953) won driemaal goud en twee keer zilver.

Op 72-jarige leeftijd haalde de Zweedse schutter Oscar Swahn (1847-1927) nog een zilveren medaille en daarmee werd hij de oudste medaillewinnaar ooit.

De Amerikaanse Ethelda Bleibtrey (1902-1978) won de drie beschikbare zwemtitels bij de vrouwen. In totaal verbeterde zij vijf keer een wereldrecord.

Vijf gouden medailles voor de Italiaanse schermer Nedo Nadi (1894-1940). Op dat ogenblik was hij de enige die met drie verschillende wapens medailles veroverde: sabel, degen en floret. Dat hij ook met de degen succes had, dankte Nadi aan het feit dat hij niet altijd naar zijn vader luisterde. Die vond de degen een 'ongedisciplineerd' wapen en verbood het gebruik ervan in zijn schermhal. Nedo trok zich daar niets van aan, oefende in het geheim en won dus goud. Zijn broer Aldo (1899-1965) maakte eveneens deel uit van het winnende Italië.

In de atletiek won de 23-jarige Finse hardloper Paavo Nurmi (1887-1973) driemaal goud, de start van een legendarische carrière met maar liefst twaalf olympische medailles en 29 wereldrecords.

In het tennis op één dag tweemaal goud en één keer brons voor de Franse Suzanne Lenglen (1899-1938). In de voorronde van het enkelspel won ze drie keer met 6-0, in de halve finale verloor ze slechts één spelletje.

"In de eerste set van de finale moest ik me voor het eerst echt inspannen en won ik met 6-3," liet ze in de Franse sportkrant l'Equipe optekenen.

De tweede set tegen de Britse Dorothu Holman (1883-1979) werd dan weer een droge 6-0. Meteen na die finale won Lenglen ook het dubbel gemengd met Max Decugis (1882-1979), die met 37 jaar de oudste speler van het tornooi was. In het vrouwen dubbel tenslotte kwam ze met Elisabeth d'Ayen (1898-1969) niet verder dan brons. Met 25 grandslamtitels beheerste de Franse miljonairsdochter het vrouwentennis tussen 1919 en 1926, met zes individuele titels in Londen en zes in Parijs. Haar eerste aantreden op Wimbledon leverde haar de winst op in het enkelspel, het vrouwen dubbel en het dubbel gemengd. Ze was ontzettend flamboyant, zo speelde ze in met een witte pelskraag afgeboorde maatpakjes met korte mouwtjes en een voor die tijd gewaagd decolleté. Wat haar heel wat  kritiek opleverde en woorden als schandalig waren dan ook niet uit de lucht. De Franse pers bestempelde haar als 'La Divine', de goddelijke.

"Als men de tegenstrevers vlug inmaakt, verwerft men een aura van onklopbaarheid, die het moreel ondergraaft van de speelsters waartegen men later nog moet optreden," was haar leuze en dat had haar vader haar in het oor gefluisterd.

Nochtans werd ze slechts 39 jaar oud. In juni 1938 stelde men leukemie vast, drie weken later was ze blind en op 4 juli 1938 stierf ze. De vrouwentrofee op Roland Garros is naar haar vernoemd en ook één van de tennisbanen draagt haar naam.

Snelwandelen met muziek

Zonder twijfel was de Italiaan Ugo Frigerio (1901-1968) één van de schilderachtigste figuren van deze Spelen. Tijdens zijn succesvolle 10km snelwandelen vroeg hij het aanwezige publiek om hem te ondersteunen en voor de start had hij de orkestmeester van de aanwezige muziekkapel een blad overhandigd met de vraag om dit muziekstuk voor hem te spelen. Met een tijd van 48.06.2 wandelde hij drie kwartier later als eerste over de meet, met 300 meter voorsprong op de Amerikaan Joe Pearman (1892-1961) en bedwelmd door de Napolitaanse klanken die de muziekkapel voor hem speelde. Voordien had hij ook al de 3km snelwandelen op zijn naam geschreven.

Verdacht

Nadat hij met zijn teammaats de overwinning in de 4 x 100m was gaan vieren, stond de Amerikaan Morris Kirksey (1895-1981) voor een gesloten hoteldeur. Hij vond er niet beter op dan via de voorgevel naar zijn kamer te klimmen, maar de politie arresteerde hem. Zijn benarde positie verergerde nog toen de politiemannen niet geloofden dat de nieuwe Olympisch kampioen voor hen stond. Voordien had hij achter landgenoot Charlie Paddock (1900-1943) zilver gehaald op de 100m vlak. Daarna won hij goud met het rugbyteam, dat Frankrijk met 8-0 versloeg. Na zijn sportcarrière werd hij psychiater in de Saint Quintin en Folsom gevangenissen.

Nobelprijswinnaar

De Brit Philip Noel-Baker (1889-1982) haalde zilver in de 1.500m. Nadien zetelde hij 36 jaar in het Britse parlement en als overtuigd pacifist kreeg hij in 1959 de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn bemoeienissen in de ontwapening en daarmee was hij de enige Olympiër die daarin ooit slaagde.

Olympisch kampioen op elektrische stoel

Wereldkampioen James Snook (1979-1930) won met de Amerikaanse ploeg goud in het pistoolduel. Tien jaar later werd hij echter op de elektrische stoel geëxecuteerd.

Als hoofd van het departement dierengeneeskunde van de Ohio State University, begon hij een affaire met één van zijn studentes, de 29-jarige Theora Hix (1905-1929), die hij drie jaar later koelbloedig vermoordde. Als reden voor de moord gaf Snook op dat Hix ermee gedreigd had dat ze zijn vrouw en familie zou ombrengen en dat hij schrik had dat ze ook hem zou neerschieten. Op het proces kwam echter uit dat Hix zijn vrouw van hun relatie op de hoogte wilde brengen, die, zo bleek tijdens het proces, bol stond van seksuele hoogstandjes. De jury had amper 28 minuten nodig om hem schuldig te verklaren. In de dierenartsenwereld werd hij bekend voor de uitvinding van de naar hem genoemde Snook haak, die, oh ironie van het noodlot, nog steeds gebruikt wordt bij castraties.

Al rokend naar het goud

De 20-jarige Fransman Joseph Guillemot (1899-1975) won de 5.000m, waarin hij de legendarische Fin Paavo Nurmi (1897-1973) versloeg. Op de 10.000m deed hij dat ei zo na opnieuw, indien hij door een overdadige maaltijd geen maagkrampen had gekregen en net voor de start gaf hij over op de schoenen van Nurmi. Bovendien liep hij met schoenen die twee maten te groot waren, de zijne waren immers gestolen. Toch nog zilver en dat deed bij velen de wenkbrauwen fronsen. Door een aanval met mosterdgas tijdens Wereldoorlog I waren de longen van Guillemot immers zwaar beschadigd. Bovendien zat zijn hart aan de verkeerde kant en was hij klein van gestalte: 1m60 voor 54kg. En als klap op de vuurpijl rookte hij één pakje sigaretten per dag.

Meest complete atleet

De Belg Victor Boin (1886-1974) was één van de grootste allround atleten van zijn generatie. Met het waterpoloteam won hij zilver op de Spelen van 1908 en brons op die van 1912. In 1920 veroverde hij zilver in het schermen en nam hij deel aan zwemmen, kunstschaatsen, hockey, vliegen en motorrijden. Later werd hij voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité en stichtte hij de International Association of Sports Journalists.

Bekende familie

De Amerikaan John Kelly (1889-1960), in Antwerpen goud in de enkel en dubbel scull en vier jaar later opnieuw goud in de dubbel scull, was de vader van de beroemde filmster Grace Kelly (1929-1982), die Prinses van Monaco werd. Hij was quasi onklopbaar, zo won hij in de enkel scull 126 wedstrijden na mekaar en kroonde hij zich zesmaal tot Amerikaans kampioen. Kleinzoon Albert I van Monaco (1958-) waagde zich ook aan Olympische Spelen en trad aan met het Monegaskische bobsleeteam.

De kangoeroe

De Amerikaan Charles Paddock (1900-1943) won de 100m en finishte tweede op de 200m, dank zij een speciale finishtechniek, die hem de bijnamen 'the flying man' en 'the kangaroo' opleverde.

Aan het einde van de race sprong hij met de armen omhoog richting finish. Met een chrono van 10,4 liep Paddock in 1921 een nieuw wereldrecord, dat tot 1956 stand hield. Twee maanden later deed hij nog beter, maar die 10.2 werd niet erkend omdat hij 110 yards had gelopen, wat overeenkomt met 100m58. Begrijpe wie kan. Na zijn sportcarrière stortte Paddock zich als journalist in de persbusiness en controleerde hij als vicevoorzitter en algemeen directeur vier grote Californische bladen.

Worstelaar werd filmacteur

De Amerikaan Nat Pendleton (1895-1967) won bij de superzwaargewichten zilver in het worstelen vrije stijl. Na de Olympiade maakte hij zijn studies af en ging hij korte tijd professioneel worstelen. Maar zijn heuse toekomst lag in de filmindustrie, hij speelde in ruim honderd films, waarvan 'You Said a Mouthful', 'The Great Ziegfield', 'Young Doctor Kildare', 'Northwest Passage', 'Top Sergeant Mulligan' en 'Death Valley' de meest bekende waren.

Zwemmen

Het zwemmen, waterpolo en schoonduiken ging door in het Antwerpse nautisch stadion. De mannen kregen zeven wedstrijden voorgeschoteld, de vrouwen drie. In totaal waren er 116 deelnemers uit negentien verschillende landen.

Bij de vrouwen voegde men de 300m vrije slag toe aan het programma, de Amerikaanse Ethelda Bleibtrey (1902-1978) won alle nummers. Ze begon met zwemmen om van kinderverlamming te herstellen. In 1918 betwistte ze haar eerste wedstrijd, binnen het jaar kroonde ze zich tot nationaal kampioen en twee jaar later was ze met voorsprong de beste tijdens de Olympische Spelen. Als amateur verloor ze tussen 1920 en 1922 geen enkele wedstrijd van de 50 yard tot de mijl. Zij was de eerste Amerikaanse zwemster die een gouden Olympische medaille won. Tijdens deze Spelen won zij vijf wedstrijden en in elke race zette ze een wereldrecord neer. Later kwam ze ook enkele keren in het nieuws met zaken die weinig met sport te maken hadden. Zo werd ze in 1919 opgepakt voor 'naakt zwemmen', toen zij aan het strand van Manhattan haar kousen uitdeed voor ze het water inging. Bij een tweede incident werd ze gearresteerd nadat ze in een vijver van het New Yorkse Central Park gezwommen had, een stunt van de New York Daily News. De krant startte daarmee een campagne om het bestuur van New York zo ver te krijgen dat zwemmen in Central Park werd toegestaan en ze bood Bleibtrey 1.000 USD om in het water te duiken. Bleibtrey moest een nachtje de cel in, maar uiteindelijk had de actie wel succes.

Haar landgenoot Norman Ross (1896-1953) won driemaal goud: 400 en 1500m vrije slag en de 4 x 200m vrij. In heel zijn sportcarrière brak 'The Big Moose' (De grote eland) liefst dertien wereldrecords en haalde hij achttien Amerikaanse titels. Tijdens een zwemmeeting in Honolulu leerde Ross een Hawaïaanse prinses kennen, waarmee hij ook trouwde. Na zijn zwemcarrière werd hij eerst sportjournalist en daarna DJ bij een radiostation in Chicago, waar miljoenen luisteraars hem kenden als 'Uncle Normie'.

De jongste deelnemertjes kwamen uit in de duikdisciplines. Zowel de Amerikaanse Aileen Riggin (1906-2002), goud op de 3m-plank, als haar landgenote Helen E. Wainwright (1906-1965), die vier jaar later zilver won op de 400m vrije slag en de Zweed Nils Skoglund (1906-1980) zilver bij het toren springen, waren amper 14 jaar oud. Aileen Riggin (1906-2002) was 1m40 groot en woog amper 29kg en daarmee was ze meteen ook de kleinste deelneemster. Vier jaar later, op de Spelen van Parijs won ze zilver in het schoonduiken en brons op de 100m rug. Later, als prof, werd ze de grote vedette van 'Billy Rose's Aquacade water entertainment extravaganza'. In 1957 verhuisde ze met haar man naar Hawaiï, waar ze de Hawaiï Senior Games Association hielp stichten. Ze was ook een van de eerste vrouwelijke sportjournalisten en op 82-jarige leeftijd had ze in negen verschillende leeftijdscategorieën records gezwommen.

Håkan Malmrot (1900-1987) was de eerste Zweedse zwemmer die goud haalde. In Antwerpen won hij zowel de 200 als de 400m schoolslag. In beide finales bleef hij landgenoot Thor Henning (1894–1967) voor. Henning was acht jaar voordien al tweede geëindigd op de 400m schoolslag, toen was de Duitser Walter Bathe (1892-1952) te sterk. In 1924 op de Spelen van Parijs won hij ook nog eens brons met de Zweedse aflossingsploeg 4 x 200m vrije slag.

Nieuwe wedstrijd, zelfde resultaat

Na een klacht van de Australiër William Herald (1900-1976), die beweerde dat de Amerikaan Norman Ross (1896-1953) hem gehinderd had, moest de finale van de 100m vrije slag opnieuw gezwommen worden. Het bracht de Australiër geen zoden aan de dijk, het podium bleef als voordien. Winnaar werd Duke Kahanamoku (1890-1968) die met zijn 1.00.4 in de eerste finale een nieuw wereldrecord zwom en die tijd bleef geldig. Herald schoof  enkel op van de vijfde naar de vierde plaats, maar miste het podium.

Hectische voetbalfinale

Hoogtepunt voor de Belgen was zonder twijfel de overwinning van hun voetbalploeg. In een bomvol Beerschotstadion versloegen de Rode Duivels Tsjechoslowakije in de finale met 2-0. Daarvoor had België al Spanje en Nederland uitgeschakeld. De Belgen leidden met 2-0 toen de Tsjechische spelers in de drieënveertigste minuut van het veld stapten als protest tegen de uitsluiting van een van hun spelers. Op de foto knalde Robert Copée (1895-1970) de strafschop binnen die de Belgen na zes minuten kregen toegekend.

De Belgische ploeg: Jean De Bie (1892-1961 – Racing Brussel), Armand Swartenbroeckx (1892-1980 – Daring Brussel), Oscar Verbeeck (1891-1971 – Union St Gillis), Joseph Musch (1893-1971 – Union St Gillis), Emile Hanse (1898-1971 - Beerschot), André Fierens (1892-1980 – Union St Gillis), Louis Van Hegge (1889-1975 – Union St Gillis), Rik Larnoe (1897-1978 - Beerschot), Mathieu Bragard (1895-1952 – CS Verviers), Robert Coppée (1895-1970 – Union St Gillis), Désiré Bastin (1900-1971 – Royal FC Antwerp), Félix Balyu (1891-1971 – Club Brugge), Fernand Nisot (1895-1973 – Royal Léopold Club Brussel) en Georges Hebdin (1884-1970 – Union St Gillis).

Zeilen in het buitenland

De zeilwedstrijden werden voor de kust van Oostende betwist, maar zestien verschillende klassen was veel te hoog gegrepen. In sommige bootcategorieën werd zelfs geen zilver of brons uitgereikt en in twee klassen kwamen geen deelnemers opdagen. Twee races werden in Nederland afgewerkt, omdat het deelnemersveld uitsluitend uit Nederlanders bestond.

Eigenaardige turnonderdelen

De Deense turnploeg bij een zeer eigenaardig onderdeel.

Succesvolle Belgische deelnemers

Op de Spelen in eigen land namen 333 Belgische mannen en 10 Belgische vrouwen deel, die in totaal 36 medailles wonnen , veertien keer goud, elf keer zilver en evenveel brons.

Buiten de reeds aangehaalde Hubert van Innis (1866-1961) die vier gouden en twee zilveren plakken veroverde en de succesvolle voetbalploeg die Tjechoslowakije in de finale versloeg, haalde de Belgische boogschuttersploeg viermaal goud. Op de small birds en de large birds, wedstrijden waarbij vanop bepaalde afstanden namaak vogels moesten geraakt worden en de ploegencompetitie vanop 33 en 50m.

In het all round turnen een tweede plaats voor de Belgische mannenploeg die uit 24 turners bestond, datzelfde team haalde ook brons in het Zweedse onderdeel.

Eveneens zilver voor de zeskoppige Belgische schuttersploeg in het kleiduifschieten.

Ook de Belgische ruitersploeg finishte op de tweede plaats in de jumping net als de Belgische schermploeg in het onderdeel degen.

Gewichtheffer Louis Wilquet (1890-?) eigende zich zilver toe bij de lichtgewichten.

De Belgische hockeyploeg, de Belgische touwtrekkers en de Belgische wielerploeg waren goed voor brons.

Edmond Van Moer (?-?) won bij het boogschieten goud op het individuele nummer large birds.

Edmond Cloetens (?-?) was dan weer de beste in het individuele nummer small birds.

Daniel Bouckaert (1894-1965) won met zijn paard het acrobatische nummer ‘l’épreuve de voltige’, waarbij het paard aan heel wat spring- en rijnummers onderworpen werd. Met zijn teammaats Louis Finet (1894-?) en Van Ranst (?-?) won hij later ook het ploegenklassement. Het nummer werd betwist door legerofficieren uit België, Frankrijk en Zweden.

In Oostende wonnen de zeilers Frédéric-Albert Bruynseels (1888-1959), zoon Florimond Cornellie (1894-1978) en vader Émile Cornellie (1869-1945) (foto) met hun boot Edelweiss II de 6 meter klasse.

Frans De Haes (1895-1923) won het gewichtheffen bij de pluimgewichten. In 1914 was De Haes met zijn ouders naar Nederland gevlucht, waar hij met gewichtheffen begon. Nadat hij na Wereldoorlog I teruggekeerde naar Antwerpen, verbeterde hij vrijwel alle nationale records bij de pluimgewichten. Hij won zijn gouden medaille in de proef trekken met één arm, stoten met één arm en stoten met beide armen (220 kg: 60-65-95). De Haes werd ook wereldkampioen en wereldrecordhouder bij de lichtgewichten en eind 1923 stierf hij tijdens een griepepidemie.

Wielrenner Henry George (1891-1976) won de baanwedstrijd over 50 km zonder gangmaker.

De Belgische waterploeg haalde zilver: Albert Durant (1892-?), Paul Gailly (1884-?), Pierre Nijs (1890-1939), Joseph Pletincx (1888-1971), Maurice Blitz (1891-1975), René Bauwens (1894-1959), Gérard Blitz (1901-1979) en Pierre de Win (1884-?). Trainer van het zevental was Victor Boin (1886-1974), die tijdens de openingsceremonie in Antwerpen als eerste atleet ooit de Olympische eed aflegde. Bovendien behaalde Boin met zijn ploegmaats zilver in het schermen.

Gérard Blitz (1901-1979) tikte als derde aan in de 100m rugslag