1966

1966

Na het UCI gooiden ook de wereldvoetbalbond FIFA en het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zich in de dopingstrijd. De eerste controles werden tijdens het EK van 1966 afgenomen en twee jaar later werd zowel tijdens de Olympische zomer- als winterspelen op doping gecontroleerd.

Atletiek

In de DDR begonnen de eerste experimenten met anabole steroïden. Een groep mannelijke kogelstoters en discuswerpers waren de eerste proefkonijnen met turinabol, iets wat discuswerper Günter Schaumburg (1943-) later bevestigde. Op de Olympische Spelen van 1968 in Mexico eindigde hij tiende. Kort daarop werden ook vrouwen bij het experiment betrokken, geruchten willen dat er zo'n 42 sporters gedopeerd werden.

Gewichtheffen

De Amerikaanse arts William M. Fowler van de UCLA Medical School rapporteerde dat hormonale medicatie het gewicht verhoogde, maar voegde eraan toe:

"Het kan verkeerd zijn om gewichttoename gelijk te stellen aan krachttoename, gezien er heel wat bewijzen zijn dat veel van de gewichttoenames door waterretentie veroorzaakt worden."

Fowler concludeerde dat de relatie tussen anabole steroïden en krachttoename bij atleten niet bewezen was en onbewijsbaar zou blijven omdat ze niet bestond. Fowler publiceerde ook een lijst van de belangrijkste gevaren die aan het gebruik van anabolica verbonden waren: testikelatrofie, verandering van het libido, leverbeschadiging en oedeem. In de voorbereiding van zijn rapport ondervroeg Fowler 38 'bekende' gewichtheffers en atleten. Hij vond dat 50% een of meer anabole steroïden gebruikte. Van die gebruikers kreeg 47% het middel van artsen en 47% gebruikte doseringen die twee tot vier keer hoger lag dan de therapeutische. De negentien mannen die de drugs gebruikten waren ervan overtuigd dat hun prestaties verbeterd waren. Slechts vijf ontkenden nevenwerkingen en de meesten namen al minstens een jaar anabolica. Gezien de betwistbare werking, de potentiële gevaren en het misbruik concludeerde Fowler:

"Het gebruik van androgenen bij atleten is onethisch en illegaal, en zij die ze gebruiken of toedienen moeten van verdere competitie of beroepsactiviteit worden uitgesloten."

Wielrennen

In 1966 nam het Internationale wielerorgaan UCI eindelijk de anti-doping regels op in zijn reglementen. Dat jaar kwamen Michele Dancelli (1942-), Lucien Aimar (1941-) en Rudi Altig (1937-2016), de eerste drie van de Waalse Pijl, niet opdagen voor de dopingcontrole.

Na aankomst van de achtste etappe van de Tour de France in Bordeaux werd de eerste onaangekondigde dopingcontrole gehouden. Raymond Poulidor (1936-) mocht als allereerste een plasje afleveren.

"Ik kuierde in gewone kleren door de gang van het hotel, toen twee jongens me vroegen of ik renner was. Ze brachten me een kamer binnen, waar ik moest urineren in enkele flesjes, die zij zonder verzegeling afsloten. Daarna noteerden ze mijn naam en geboortedatum, zonder ook maar enig identiteitsbewijs te vragen. Ik had eender wie kunnen zijn en zij hadden eender wat met de flesjes kunnen doen.”

De renners waren woedend en spraken van een bedreiging van hun waardigheid en van hun burgerlijke vrijheden. De dag nadien stapten ze na vijf kilometer van de fiets en uit protest wandelden ze vijf kilometer te voet verder, terwijl ze luidop hun ongenoegen scandeerden. Dat jaar werden er geen testen meer afgenomen.

In die beginjaren schepten weinig renners openlijk op over hun drugsgebruik zoals Jacques Anquetil (1934-1987) dat wel deed, maar later gaven velen het gebruik van amfetaminen en analgetica toe. Zoals Lucien Aimar (1941-), een ploegmaat van Anquetil, die in 1966 de Tour won. Later bleek ook dat 30% van de geteste renners in die Tour amfetamines had gebruikt.