1984 - Los Angeles
Los Angeles - 1984
Als reactie op de Amerikaanse boycot voor de Spelen in Moskou werd deze Olympiade onder aanvoering van de Sovjet-Unie, Oost-Duitsland en Cuba door een aantal Oostbloklanden geboycot. Als reden werd de onveiligheid van de stad, de luchtvervuiling en de ongeoorloofde deelname van beroepsvoetballers aangehaald.
Zo bleven veertien landen afwezig, veel minder dan in 1980, maar die veertien afwezigen waren toen wel goed voor 58% van de medailles.
Toch nog 140 deelnemende landen, die een recordaantal van 6.797 sporters afvaardigden.
Los Angeles kon 223 miljoen dollar winst voorleggen, een voorbeeld voor de volgende edities maar vooral de redding van de Spelen. Want na het enorme deficit in Moskou hing hun voortbestaan aan een zijden draadje.
Omdat Taiwan als compromis onder de naam 'Chinees Taipei' wilde deelnemen, was ook de Volksrepubliek China voor het eerst van de partij.
De Amerikaanse TV zender ABC betaalde 288 miljoen Dollar voor de uitzendrechten, meteen een verklaring voor de spectaculaire winst.
2,5 miljard mensen volgden de openingsceremonie op het kleine scherm.
Ook qua toeschouwers waren de Spelen van Los Angeles een succes, er werden liefst 5,7 miljoen toegangskaartjes verkocht.
Tijdens de openingsceremonie in heuse Hollywood stijl zweefde Bill Suitor (1945-) gekleed als raketman het stadion in. Georgina Hemphill, (1960-) een kleindochter van Jesse Owens (1913-1980), droeg de Olympische vlam het stadion in en gaf ze door aan Rafer Johnson (1935-), in 1960 winnaar van de tienkamp op de Spelen van Rome.
Met mogelijk terrorisme in het achterhoofd nam de organisatie voor een record bedrag van 55 miljoen dollar drastische maatregelen, 17.000 veiligheidsmensen hielden een oogje in het zeil en tachtig helikopters bleven voortdurend in de lucht.
Ook de dagelijkse pollutie van 12.000 ton schadelijke uitstoten werd hard aangepakt, de omliggende fabrieken werden verplicht om hun uitstoot met 20% te verminderen.
Nieuwe mascotte
De mascotte van de Spelen was Sam, de witkopadelaar en symbool van de Verenigde Staten. Om de adelaar ook als deelnemer aan wedstrijden te kunnen tonen, werden zijn vleugels als armen en zijn veren als vingers getekend. Het ontwerp kwam van Robert C. Moore, Art Director van het Publicity Art Department bij de Walt Disney Productions. Sommigen noemde hem spottend 'Sam, the chicken'.
Staande ovatie
Omdat zij het boycot bevel van de Sovjet-Unie genegeerd hadden kregen de delegaties uit China, Joegoslavië en Roemenië een staande ovatie tijdens de openingsceremonie. Voor de Roemenen waren de Spelen overigens een groot succes, gezien ze 53 medailles haalden,
Record
Voetbal was enorm populair en heel wat partijen werden telkens voor een uitverkochte Rose Bowl gespeeld met een record aantal van meer dan 100.000 toeschouwers. In de finale klopte het Franse elftal Brazilië verrassend met 2-0.
De winnaars: Albert Rust (1953-), William Ayache (1961-), Michel Bibard (1958-), Dominique Bijotat (1961-), François Brisson (1954-), Patrick Cubaynes (1956-), Patrice Garande (1960-), Philippe Jeannol (1958-), Guy Lacombe (1955-), Jean-Claude Lemoult (1960-), Jean-Philippe Rohr (1961-), Didier Sénac (1958-), Jean-Christophe Thouvenel (1958-), José Touré (1961-), Daniel Xuereb (1959-) en Jean-Louis Zanon (1960-)
Basketbal terug in Amerikaanse handen
Met de Verenigde Staten als super-favoriet verschenen twaalf ploegen aan de opworp in het mannenbasket. Coach Bobby Knight (1940-) kon beroep doen op namen als Chris Mullin (1963-), Patrick Ewing (1962-) en Michael Jordan (1963-), die acht jaar later alle drie opnieuw van de partij waren in Barcelona. Het vijftal won alle wedstrijden op een drafje en versloeg de Spanjaarden in de finale met 95-65.
Ook een volledig Amerikaanse suprematie bij de vrouwen, gezien de Russinnen afwezig waren. De finale tegen Zuid-Korea werd met 85-55 gewonnen.
De jongste
De Belg Philippe Cuelenaere (1972-) was met 12 jaar en 334 dagen de jongste deelnemer in Los Angeles. Hij was de stuurman van de gebroeders William (1950-) en Guy Defraigne (1958-) in de dubbel twee met stuurman.
Met 14 jaar en 317 dagen was turnster Simona Pauc (1969-) de jongste medaillewinnares, de Roemeense won twee gouden, een zilveren en één bronzen medaille.
De meest succesvolle atleten
De Chinese turner Li Ning (1963-) won driemaal goud, tweemaal zilver een een keer brons. Hij trouwde met Chen Yongyan (1962-), die met het Chinese turnteam brons haalde in LA. In 1990 startte hij de Li Ning Co Ltd, een bedrijf dat sportkleding en sportschoeisel vervaardigde. In 2008 op de Spelen van Beijing mocht hij het Olympisch vuur ontsteken.
De Roemeense turnster Ekaterina Szabo (1967-) veroverde vier gouden en één zilveren medaille na een heroïsch gevecht met Mary Lou Retton (1968-).
Met een gouden, twee zilveren en evenveel bronzen medailles doorbrak de Amerikaanse Mary Lou Retton (1968-) de Oost-Europese heerschappij in het turnen. Zoals voor zoveel Amerikaanse medaillewinnaars legde haar dat geen windeieren. Ze kreeg filmrollen aangeboden en werd gevraagd voor TV optredens. Zo trad ze op in de films Scrooged, Naked Gun 33 en The Final Insult en was ze te zien in de TV series Baywatch, Mary Lou’s Flip Flop Shop en Glee. Als overtuigd christene werkte ze mee aan de verkiezingscampagne van president Ronald Reagan (1911-2004). Door het turnen verergde haar aangeboren heupdisplasie en op 30-jarige leeftijd kreeg ze een nieuwe linker heup geplaatst. Bovendien had ze ook last van een overactieve blaas, leed ze aan artritis en kampte ze met hemoroïden. Farmareus Pfizer betaalde haar royaal om spreekbeurten te geven over de mogelijke behandeling van die aandoeningen.
Het goud in de 400m horden was voor Edwin Moses (1955-), meteen ook de vijfhonderdste opeenvolgende overwinning voor de Amerikaan in dat nummer, maar ook zijn derde Olympische titel. Het meest zal men hem zich echter herinneren als de atleet die zijn tekst volledig vergat tijdens de eedaflegging en driemaal moest herbeginnen.
Carl Lewis (1961-) evenaarde de prestatie die Jesse Owens (1913-1980) hem in 1936 had voorgedaan in Berlijn. Ook hij won vier gouden medailles: 100 en 200m, 4 x 100m en het verspringen. Na het podium van de 4 x 100m werd Lewis door zijn teammaats op de schouders gedragen, de 37.48 van het viertal was meteen ook een nieuw wereldrecord.
"Alles wat men over mij vertelt en de ambities van de tegenstrevers om mij te kloppen, verontrusten mij helemaal niet, integendeel het motiveert me nog meer," verklaarde Lewis aan de perslui. "Ze krijgen allen de gelegenheid om te bewijzen dat ze me werkelijk kunnen kloppen. Ik weet dat dat niet mogelijk is, hier niet en vandaag niet."
Door zijn zelfverzekerdheid en met de nodige arrogantie werkte de 23-jarige Lewis aan zijn imago van ‘Superstar’, de vergelijking met een zekere Muhammad Ali (1942-2016) was niet ver weg.
"One done and three to go," verklaarde hij aan de verzamelde pers na zijn winst op de 100m.
Twee dagen later won Lewis een tweede gouden medaille met 8m54 in het verspringen. De eerste sprong was meteen raak en overtuigd als hij was dat niemand die dertig centimeter voorsprong overbruggen kon verzaakte hij aan zijn andere pogingen. Maar de fans apprecieerden het niet. Opnieuw twee dagen later won hij de finale 200m in 19.80, voor de landgenoten Kirk Baptiste (1963-) en Thomas Jefferson (1962-). En ook de aflossing 4 x 100m met Sam Graddy (1964-), Ronald Brown (1961-) en Calvin Smith (1961-) rondde hij succesvol af.
"Het publiek was na het verspringen teleurgesteld, maar ik vraag om begrip", verklaarde Lewis nadien. "Voor de Spelen zegde men dat wat ik wilde onmogelijk was. Ik ben er echter in gelukt."
In tegenstelling met Jesse Owens herhaalde Lewis zijn triomf in het verspringen nog drie keer: in 1988, 1992 en 1996. Hierdoor werd hij samen met discuswerper Al Oerter (1936-2007) de enige atleet die vier keer goud won in één en dezelfde atletiekdiscipline. In totaal verzamelde hij negen keer goud.
De Finse roeier Pertti Karppinen (1953-) won de single scull voor de derde keer.
De Amerikaanse Valerie Brisco-Hooks (1960-) haalde drie keer goud en werd de enige atlete die zowel de 200 als de 400m won. Ook was ze lid van de winnende estafetteploeg 4 x 100m. Ze begon met atletiek als eerbetoon aan haar broer Robert, die op de atletiekpiste was doodgeschoten. Aanvankelijk bleef ze onopgemerkt, maar nadat ze met footballspeler Alvin Hooks (1957-) trouwde en ze samen een zoon kregen, schakelde ze over op twaalf dagelijkse trainingsuren. En daarmee kwalificeerde ze zich tweemaal voor Olympische Spelen. In 1991 stopte ze haar actieve sportloopbaan en scheidde ze ook van Hooks
Voor het eerst
Eerste deelname van Equatoriaal Guinea, Bahrein, Bangladesch, Bhutan, Britse Maagdeneilanden, Djibutu, Gambia, Granada, Jeminitische Arabische Republiek, Qatar, Mauretanië, Mauritië, Oman, Ruanda, Salomon eilanden, Samoa, Tonga, Verenigde Arabische Emiraten en Volksrepubliek China.
Synchroonzwemmen, ritmische gymnastiek, de marathon voor vrouwen en windsurfen stonden voor het eerst op het programma. Tennis en honkbal waren demonstratiesporten.
Voor het eerst werden de Spelen niet door een land of een stadsbestuur georganiseerd, maar wel door een consortium van zakenlui. Tom Bradley (1917-1998), de toenmalige burgemeester van Los Angeles, was immers geschrokken van het financieel fiasco in Montreal en gaf de zaak liever uit handen.
Zakenman Peter Ueberroth (1937-) werd gevraagd om de organisatie in goede banen te leiden en deed dat met een winst van meer dan 200 miljoen Dollar meer dan behoorlijk. Zelfs sportaccommodaties en stadions werden gefinancierd, zo betaalde McDonald de bouw van het zwemstadion en werd het wielerstadion door 7-Eleven gefinancierd. Snickers mocht zich dan weer de 'officiële' snack van de Spelen noemen en Coca-Cola gebruikte de slogan ‘Official soft drink of the Olympics’, waardoor volgens hen 21 miljoen van hun drankjes verkocht werden. Levi Strauss kleedde de Amerikaanse ploeg en McDonald startte een reclamecampagne met ‘When the U.S. wins, you win’. Telkens een Amerikaan won kregen de klanten een Big Mac gratis, bij zilver een zakje friet en bij brons een cola. En dat hebben ze geweten bij McDonald, want door de afwezigheid van de Oostbloklanden verzamelden de Amerikaanse atleten een record aantal medailles, wat de sponsor een grote financiële kater opleverde. In de populaire serie The Simpsons werd dit in 1992 geparodieerd. Eén en ander maakte dat de stad Los Angeles amper 470 miljoen dollar uitgaf, een peulschil vergeleken met de 1,5 miljard dollar van Montreal en de negen miljard van de Sovjet-Unie.
Goud voor de Brit Steve Redgrave (1962-), het eerste uit een reeks van vijf opeenvolgende.
De Nieuw Zeelandse boogschutster Neroli Fairhall (1944-2006) was de eerste vrouwelijke deelnemer in een rolstoel.
Tienkamper Daily Thompson (1958-) hernieuwde zijn titel van vier jaar voordien. Het wereldrecord dat hij in LA vestigde hield negen jaar stand, als Olympisch record bleef het zelfs twintig jaar overeind. De Duitser Jurgen Hingsen (1959-) was zijn grootste rivaal, de twee vochten memorabele duels uit, waarbij ze elkaar om beurten het wereldrecord afsnoepten. De beslissing viel in het polsstokspringen, Hingsen wipte over 4m50, Thompson haalde 5 meter. De tweede Duitser Siegfried Wentz (1960-) eigende zich brons toe. Vier jaar later in Seoel ondernam Hingsen een tweede poging om Thompson onderuit te halen, in het openingsnummer de 100m veroorzaakte hij echter een derde valse starts en mocht hij meteen inpakken. Thompson zelf kwam ook niet op het podium, een hamstringblessure strooide roet in het eten en de Brit finishte vierde. Meteen ook het einde van zijn sportieve carrière. Voor Thompson op het veld verscheen was de tienkamp een van de minder populaire atletieknummers. Showbeest Thompson maakte van ieder onderdeel echter een heus spektakel, waardoor de tienkamp enorm aan populariteit won. In 1984 tijdens de officiële medaille overhandiging floot hij zowaar het nationale ‘God save the Queen’ en tijdens het TV interview nadien toonde hij vol trots zijn medailles aan de camera met de woorden:
“I’ve got the Big G, boys, the Big G!”
Zijn grootste stunt liet hij optekenen toen hij tijdens een meeting in het midden van de piste zijn trainingsvest uitdeed, op zijn T-shirt stond te lezen “Is the second best athlete gay?”, een hint naar de geaardheid van Carl Lewis (1961-) en 'en passant' ook even meegevend dat niet Lewis maar Thompson de beste atleet was.
Nawal El Moutawakel (1962-) won de 400m horden, de Marokkaanse was daarmee de eerste vrouwelijke winnares uit een islamitisch land.
Nadien won haar landgenoot Said Aouita (1959-) de 5.000m.
De Amerikaanse Joan Benoit (1957-) won de eerste Olympische marathon voor vrouwen, voor Greta Waitz (1953-2011), de Noorse liet later nog dikwijls van zich horen.
Een wedstrijd met dramatische beelden overigens. Toen Gabi Andersen-Schiess (1945-) het stadion binnenstrompelde, overmand door de hitte en door een gebrek aan drinken tijdens de wedstrijd, weigerde ze elke hulp en legde ze zwalpend de laatste meters af. TV camera's hielden de beelden van de 39-jarige Zwitserse skilerares zo lang mogelijk vast en toen ze na vijf minuten eindelijk met spastische bewegingen over de meet strompelde, viel ze in de armen van wachtende artsen. De ‘prestatie’ leverde haar de 34ste plaats op, maar legde haar ook geen windeieren. De organisator van de marathon van New York bood haar het vijfvoudige startgeld aan van alle andere deelneemsters, wat ze uiteraard in dank aanvaardde.
Even tussendoor. In die marathon van New York een ander drama. Greta Waitz (1953-2011) vocht met papieren zakdoekjes voor miljoenen TV kijkers tegen een acute aanval van diarree. Het belette haar niet om de marathon te winnen, al zat er letterlijk een reukje aan de zege van de Noorse, die in 2011 op 57-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van kanker.
Schutter Xu Haifeng (1957-) bezorgde China een eerste gouden medaille in het vrij pistool schieten 50m.
De winst van Carlos Lopes (1947-) in de marathon was het allereerste goud voor Portugal. Na hem finishten de Ier John Treacy (1957-) en de Brit Charlie Spedding (1952-) op plaatsen twee en drie.
Uitstekende West-Duitsers
Vier keer goud voor ‘Albatros’ Michael Groß (1947-).
In het kogelstoten bij de vrouwen lukte de West-Duitse Claudia Losch (1960-) 20m48 bij haar laatste poging, goed voor het goud en amper een centimeter verder dan de Roemeense Mihaele Loghin (1952-). Nochtans hing ook aan dat goud een reukje, gezien haar toenmalige trainer Christian Gehrmann (1939-2001) er niet voor terugdeinsde om zijn atleten met anabolica vol te proppen. Losch zelf ontkende in alle toonaarden:
“Buiten de toen niet verboden aspirine en cafeïne heb ik nooit iets anders geslikt.”
Rolf Danneberg (1953-) won het discuswerpen met een worp van 66m60, voor de Amerikanen Mac Wilkins (1950-) en John Powell (1947-).
Met een sprong van 2m35 won Dietmar Mögenburg (1961-) het hoogspringen. De Zweed Patrick Sjöberg (1965-) werd tweede, de Chinees Zhu Jianhua (1963-) derde.
De knapste Duitse prestatie kwam echter op naam van Ulrike Meyfarth (1956-), die twaalf jaar na haar eerste goud in München en ondanks een zwaar depressieve periode er toch terug bovenop kwam. In LA versloeg ze met een sprong van 2m02 de Italiaanse Sara Simeoni (1953-), meteen ook een nieuw Olympisch record. Daarmee was ze zowel de jongste als de oudste hoogspringster die ooit goud haalde.
Als regerend wereldkampioen won het Duitse roeiteam Albert Hedderich (1957-), Raimund Hörmann (1957-), Dieter Wiedenmann (1957-1994) en Michael Dûrsch (1957-) de dubbel vier. Wiedermann stierf op 37-jarige leeftijd aan een inwendige bloeding tijdens een operatie om zijn ruggengraat te stabiliseren.
Ruiter Reiner Klimke (1936-1999) won het individuele springparcours en haalde ook goud met het Duitse team.
Zware teleurstelling
De grootste teleurstelling voor het thuispubliek was de val in de 3.000m hun lieveling Mary Decker (1958-). De andere titelkandidate Zola Budd (1966-) werd onder zwaar boegeroep slechts zevende. Volgens Decker en haar Amerikaanse supporters was de blootvoetslopende Zuid Afrikaanse immers oorzaak van die val. De jury die het zaakje onderzocht vond hiervoor echter geen aanwijzingen. In juli 1985 kregen beiden een revanche in het Londense Crystal Palace. Decker won de wedstrijd, Budd eindigde 13 seconden later als vierde. Het latere leven van beiden verliep ook niet rimpelloos. Decker trouwde in 1981 met de Amerikaanse afstandsloper Ron Tabb (1954-), waar ze twee jaar later van scheidde. In 1985 hertrouwde ze met de Britse discuswerper Richard Slanley (1956-), die haar na de val op dramatische wijze het stadion uitdroeg. In 1986 hield Slanley de sport voor bekeken en begon hij beroepshalve oude vliegtuigen te restaureren. Decker van haar kant bleef aan atletiek doen, tot ze tijdens de Amerikaanse trials van 1996 betrapt werd op het gebruik van Testosteron. Uiteraard contesteerde ze dit met klem en nadat ze geschorst werd volgde een reeks gerechtsprocedures, die ze uiteindelijk verloor. Daar bovenop kwamen zo’n dertig been- en voetoperaties, die de problemen alleen maar verergerden. Zola Budd van haar kant vroeg de Britse nationaliteit aan, wat vooral te maken had met de uitsluiting van Zuid Afrika voor alle officiële competities. In 1985 verbeterde ze de Britse records van de 1.500m, de mijl en de 3.000m, met als hoogtepunt het wereldrecord van 14:48.07 op de 5.000m. Revanche kreeg ze echter nooit, in alle wedstrijden tegen Decker en de Roemeense Maricica Puica (1950-), winnares van het goud in LA, eindigde ze steevast als derde. In 1989 huwde ze Mike Pieterse (1960-) en liep ze terug voor Zuid-Afrika, omdat het land opnieuw aan officiële wedstrijden mocht deelnemen. In april 2006 vroeg ze de scheiding aan, omdat manlief was ingetrokken bij Agatha ‘Pinkie’ Pelser, een voormalige deelneemster aan missverkiezingen. Die liefde was van korte duur en Pieterse keerde terug naar zijn vrouw. Het leed was echter nog niet geleden. Om twee uur 's nachts belde 'Pinkie' Budd haar uit bed en schreeuwde:
"This is a fight to the death."
Later vergiftigde ze ook het hondje van de familie en sloot ze zich met een revolver op in het huis van Pieterse, waarop ze dreigde met zelfmoord. Budd en Pieterse verhuisden in 2008 naar het Amerikaanse Myrtle Beach, South Carolina.
Dubbel-dubbel
Sebastian Coe (1956-) won de 1500m voor de tweede keer op rij, dit keer klopte hij landgenoot Steve Cramm (1960-). In de 800m hernieuwde hij het zilver van vier jaar voordien. Dit keer was de Braziliaan Joacquim Cruz (1963-) hem te snel af. Na zijn sportcarrière stapte Coe in de politiek.
Wie is wie?
Madeline de Jesus (1957-) uit Puerto Rico kwetste zich tijdens de competitie van het verspringen, waardoor haar deelname aan de 4 x 400m in het gedrang kwam. Een dagje rust zou volstaan om terug paraaat te staan voor de verdere competitie. Daarom vroeg ze haar tweelingszuster Margaret, die als twee druppels op haar geleek en ook atlete was, om in haar plaats de reeksen van dat nummer te lopen. De coach kwam er echter achter en trok zijn ploeg net voor de finale uit competitie terug.
Belgische prestaties
De grootste Belgische verrassing in LA was de gouden medaille in de puntenkoers van Roger Ilegems (1962-).
De roeiers Dirk Crois (1961-) en Pierre-Marie Deloof (1964-) veroverden zilver in dubbel skiff.
Roeister Ann Haesebrouck (1963-) won brons in de enkel skiff
Doping
Het Amerikaans Olympisch Comité richtte een eigen labo in voor dopingonderzoek. Het IOC eiste tweeduizend controles, het lokale comité wilde er slechts 1.500 uitvoeren en dus werden er tijdens de twee wedstrijdweken slechts 1.502 atleten gecontroleerd.
Elf tests waren positief voor anabolica, twee daarvan bij winnaars van het zilver die hun kleinood moesten inleveren. De Finse 10.000 meter loper Martti Vainio (1950-) en de Zweedse worstelaar Tomas Johansson (1962-) bij de superzwaargewichten werden op Methenolon betrapt en voor minstens één jaar geschorst. Eén hamerslingeraar en één volleybalspeler testten positief op Testosteron, twee atleten en vijf gewichtheffers op Nandrolon. Eigenaardig genoeg waren er geen gevolgen voor tien andere gedopeerden, omdat hun positieve testen plots uit de hotelkamer van het Belgisch hoofd van de medische afdeling Alexandre de Merode (1934-2002) verdwenen. Nadien kwamen vertrouwelijke berichten van het Amerikaans Olympisch Comité aan het licht, bij geheime dopingonderzoeken zouden namelijk 34 Amerikanen positief getest hebben, maar ze werden niet geschorst. De geheime tests verhinderden dat de dopingsporen tijdens de Spelen ontdekt zouden worden.
Geslachtstesten
In totaal werden 1.610 vrouwelijke atleten onderzocht, meer dan bij het dopingonderzoek. Bij 88% van de deelneemsters werd een uitstrijkje aan de binnenzijde van de wang genomen, de overige 12% kon immers een ‘vrouwelijkheidscertificaat’ voorleggen. De resultaten werden niet openbaar gemaakt, maar zes van de onderzochten zou uiteindelijk als ‘mannelijk’ geklasseerd worden.
Zwemmen
In het zwemmen reven de Amerikaanse mannen de meeste medailles binnen.
494 zwemmers in 29 wedstrijdonderdelen, 308 mannen en 186 vrouwen.
Het IOC en de FINA voegden de 100m wisselslag en de 4 x 100m vrije slag toe aan het programma.
Slechts negen van de 29 titels werden niet door Amerikanen gewonnen.
De Amerikanen wonnen alle estafettewedstrijden
Dank zij de sponsoring van vier miljoen Dollar van fastfood keten McDonald kon een splinternieuw zwembad gebouwd worden, dat uiteraard de naam McDonald pool kreeg.
Voor het eerst sedert heel lang een Belgische medaille bij het zwemmen, Ingrid Lempereur (1969-) tikte als derde aan in de 200m schoolslag. De Canadese Anne Ottenbrite (1966-) won het nummer, terwijl de Amerikaanse Susan Rapp (1965-) 25/100ste voor Lempereur finishte en daardoor zilver won. Eigenlijk was Ingrid te klein van gestalte om het ooit waar te maken, maar haar doorzettingsvermogen en de schitterende begeleiding van Ulrich Persyn loodsten haar naar de top. In 1987 haalde ze zilver op het EK in Straatsburg, datzelfde jaar tikte ze als eerste aan op de Universiade van Zagreb. Na haar sportcarrière werkte Ingrid als kinesiste en zetelde ze als raadslid voor de Communistische Partij in de gemeenteraad van Revin. Ottenbrite won nadien nog zilver over 100m schoolslag en brons met de Canadese estafette 4 x 100m wisselslag. Susan Rapp van haar kant kwalificeerde zich in 2008 op de Olympische Spelen van Beijing op 40-jarige leeftijd nog voor de 100m schoolslag.
De bijnaam Albatros dankte Michael Groß (1947-) aan zijn enorme spanwijdte van 2m13 voor een lichaamslengte van 2m01. Het eerste goud over 200m vrije slag leverde hem met een chrono van 1.47.44 ook het wereldrecord op. ’s Anderendaags was hij opnieuw de beste, dit keer over 100m vlinderslag met een nieuwe wereldtijd van 53.08.
Groß was ook de grote favoriet voor de 200m vlinderslag, maar daar stak Australiër John Sieben (1966-) een stokje voor en de Duitser werd tweede. Hem kennende had je na die nederlaag een verbitterde kerel verwacht, integendeel, de Duitser loofde Sieben. Van 1981 tot 1988 domineerde Gross die 200m dolfijn als geen ander: tweemaal wereldkampioen, vier Europese titels en vier wereldrecords met in 1988 het goud in Seoel als kers op de taart. Groß won met de estafette 4 x 200m vrije slag in Los Angeles ook nog zilver en brons in 1988. Door de boycot van 1980 had de 16-jarige Groß niet kunnen aantreden in Moskou, maar toen de Zweed Pär Arvidsson (1960-) daar met 54.92 goud won, vlinderde Groß in het Canadese Toronto diezelfde 100m af in 54.69. Michael Groß werd vijfmaal wereldkampioen in meerdere nummers en dertien keer Europees kampioen, hij sleutelde aan twaalf wereld- en 24 Europese tijden, o.a. ook het wereldrecord 400m vrije slag, een afstand die hij quasi nooit zwom. De Amerikaan John Naber (1956-), vier keer goud op de Spelen van 1976, verklaarde in het magazine ‘Sports Illustrated’ dat Gross als Amerikaan zeven medailles zou gewonnen hebben en dat hij beter was dan Mark Spitz (1950-). In LA haalde de Albatros niet alleen zilver op de 4 x 200m vrije slag, maar als laatste zwemmer van de ploeg haalde hij de Amerikanen in en sneuvelde hij op 4/100ste van het goud. Afgestudeerd als Germanist opende hij een PR agentschap na zijn sportcarrière.
De in Praag geboren Canadees Alex Baumann (1964-) won beide wisselslagnummers, telkens met een nieuwe wereldtijd. Ondanks zijn vader net aan kanker was gestorven, zijn broer zelfmoord had gepleegd en hijzelf last had van een schouderblessure en tendinitis nam hij toch deel aan de Spelen van LA. In 1986 stopte hij met zwemmen en ging hij in Australië studeren. In 2008 werd hij coach van de Canadese Olympische zwemploeg en trouwde hij met de Australische zwemster Tracey Taggart, die hij had leren kennen op de Commonwealth Games van 1982 in Brisbane. In 2011 werd bij de 47-jarige Baumann prostaatkanker vastgesteld, waarvoor hij zich liet opereren.
In de 200m schoolslag klokte Victor Davis (1964-1989) een nieuwe wereldtijd af, goed voor het goud. Over de halve afstand tikte de Canadees aan als tweede na de Amerikaan Steve Lundquist (1961-) en ook met de estafetteploeg 4 x 100m wisselslag haalde hij zilver. In 1989, amper 25 jaar oud, werd hij door een auto doodgereden. Als gekend orgaandonor werden zijn hart, lever en netvliezen getransplanteerd.
De Amerikaan Rick Carrey (1963-) won beide rugnummers. Na de 200m was hij echter helemaal niet happy, zijn wereldrecord van 1.58.93 had namelijk stand gehouden. Door die houding kreeg hij heel wat kritiek over zich heen in de pers. Na het goud van de 100m, waarin zijn wereldrecord van 55.19 eveneens stand hield, lachte hij het publiek toe en excuseerde hij zich voor het voorval in de 200m. Een derde gouden medaille veroverde hij met de estafette 4 x 100m wisselslag. Zijn hele carrière was goed voor negen wereldrecords. Carrey werkte nadien als bankier voor de UBS-bank in Londen.
Rowdy Gaines (1959-) won het koninginnennummer, al had dat heel wat moeite gekost. In 1980 was de Amerikaan torenhoog favoriet op dat nummer, maar de boycot stak daar een stokje voor. Hij stopte met zwemmen, maar zijn vader verplichtte hem om verder te doen. Met succes, want in 1981 bracht hij het wereldrecord over 100m vrije slag naar 49.36 en dat van de 200m vrije slag naar 1.49.93. Op de Spelen in eigen land won hij ook beide estafettenummers. In 1991 was hij plots verlamd, getroffen door de ziekte Guillan-Barré. Na twee maanden hospitalisatie en dank zij zijn schitterende conditie kwam hij er helemaal bovenop en werd hij commentator van zwemwedstrijden voor TV-keten NBC.
De Duitser Thomas Fahrner (1963-) zorgde voor de grootste stunt door zich als titelkandidaat van de 400m vrije slag niet voor de finale te kwalificeren. In de reeksen deed hij het kalmpjes aan, met de bedoeling om de finale in één van de buitenbanen te kunnen zwemmen. Pech voor hem was dat hij 19/100ste te traag zwom en de negende tijd neerzette die hem naar de B-finale verwees. Hierdoor was hij zo woedend dat hij die B-finale niet alleen won, maar met 3.50.91 een nieuw Olympisch record zwom maar ook sneller was dan de Amerikaanse winnaar George Thomas DiCarlo (1963-) die goud won met 3.51.23. DiCarlo haalde nadien nog zilver in de 1.500m vrije slag terwijl Fahrner zilver won in de 4 x 200m vrije slag en brons in de 200m vrije slag.
Bij de vrouwen twee verrassende winnaars uit Nederland, Petra Van Staveren (1966-) won de 100m schoolslag, Jolande De Rover (1963-) de 200m rugslag. De Rover haalde ook nog brons in de 100m rugslag en zilver met de estafetteploeg in de 4 x 100m vrije slag.
Geen zilver in het koninginnennummer bij de vrouwen, Carrie Steinseiffer (1968-) en Nancy Hogshead (1962-) tikten gelijk aan en beide Amerikaansen kregen goud. De chrono en de aankomstrechters konden de twee niet scheiden. Hogstead won nadien ook nog goud in beide estafettes en zilver over 200m wisselslag. Zij hield het zwemmen voor bekeken na de Moskou boycot van haar land. Drie jaar later bedacht ze zich echter en gelukkig voor haar met succes.
Mary T. Meagher (1964-) mocht zonder twijfel de titel van 'grootste vlinderslagzwemster aller tijden' opeisen. Niet voor niets kreeg ze de bijnaam Madame Butterfly. In eigen land won ze drie gouden medailles: 100 en 200m vlinderslag plus 4 x 100m wisselslag. In haar hele carrière brak zij twee wereldrecords over 100m (bij de eerste verbetering was ze geen 15) en vijf over 200m: 57.93 en 2:05.96 zijn haar beste tijden ooit. En die beide records hielden zo maar eventjes 15 jaar stand. Ze huwde de schaatser Mike Plant (1957-) en studeerde af als Gedragswetenschapper en Cellulaire neurowetenschapper.
Tracey Caulkins (1963-) was de meest veelzijdige zwemster, de Amerikaanse won zo maar eventjes 48 nationale titels en dat in eender welk nummer. Op de Spelen van LA won ze beide wisselslagnummers, met als toetje de nieuwe wereldtijd op de 200m. Daar bovenop kwam ook nog eens winst over 4 x 100m wisselslag. In totaal verbeterde ze vijf wereldrecords en 63 nationale besttijden. Na de Spelen van 1984 stopte ze haar zwemactiviteiten, trouwde ze met de Australische zwemmer Mark Stockwell (1963-) en verhuisde ze naar ‘down under’. Mark Stockwell zelf haalde in LA twee zilveren en een bronzen plak.
Met acht van de twaalf medailles waren de Verenigde Staten de grote slokop in het schoonspringen. Met grote voorsprong won Greg Louganis (1960-) zowel op de 3m-plank als in het torenspringen. Landgenoot Bruce Kimball (1963-) haalde in het torenspringen 67,41 punten minder, de Chinees Li Kongzheng (1959-) scoorde 92,1 punten minder dan de Amerikaan.
Kimball werd drie jaar voor de Spelen zwaar aangereden door een dronken chauffeur. Ieder beentje in zijn aangezicht was gebroken, samen met zijn linkerbeen was zijn knie verbrijzeld, zijn lever was gescheurd en zijn milt moest verwijderd worden. Ondanks dat slaagde hij erin om terug op topniveau te duiken, wat hem de bijnaam ‘The Comeback Kid’ opleverde. Op 1 augustus 1988, twee weken voor de Amerikaanse Olympische trials reed een dronken Kimball tegen 140km/uur in op een groep teenagers, waarvan er twee stierven. Hiervoor werd hij tot zeventien jaar cel veroordeeld. Greg Louganis uitte zich een paar jaar later als homo en is nu het boegbeeld van de homowereld.
Bij de vrouwen goud op de 3m-plank voor de Canadese Sylvie Bernier (1964-), met drie puntjes voorsprong op de Amerikaanse Kelly McCormick (1960-).
De Chinese Zhou Jihong (1965-) won het toren springen en trouwde later met de badmintonspeler Tian Bingyi (1963-), die nadien coach werd van het Chinese team.