1980 - Moskou
Moskou 1980
Omdat de Russen niet op het ultimatum van President Jimmy Carter (1924-) reageerden om Afghanistan te verlaten voor februari 1980, verzaakten de Verenigde Staten aan hun deelname voor de Spelen van Moskou. De regeringen van een aantal bevriende landen, zoals Groot-Brittannië en Australië, steunden de boycot maar lieten de deelnamekeuze over aan de atleten zelf.
Uiteindelijk zouden 65 landen de Spelen boycotten, waaronder West-Duitsland, Japan, Kenia, Canada, Noorwegen en China. Dat betekende dat er van de 122 landen uit München er nu nog 80 overbleven.
Opmerkelijk was dat Afghanistan wel van de partij was, maar de acht worstelaars en drie boksers bakten er helemaal niets van en kwamen nooit in het stuk voor.
Heel wat landen kozen uiteindelijk voor een tussenoplossing. Ze namen deel aan de wedstrijden maar niet aan de officiële plechtigheden zoals het hijsen van de vlag of het spelen van het volkslied.
Tijdens de openingsceremonie bijvoorbeeld paradeerden 65 landen achter hun nationale vlag, de andere paradeerden achter een Olympisch vaandel als teken van vrede.
De Sovjet-Unie leed een zwaar financieel verlies van 120 miljoen Roebel.
Alle Russische kinderen tussen zeven en vijftien jaar werden uit Moskou geëvacueerd, officieel gingen ze op vakantie maar iedereen begreep dat de maatregel tot doel had dat ze op cultureel en politiek vlak niet door de Westerse bezoekers zouden besmet worden.
De West-Duitsers gingen zeer ver in hun boycot, in plaats van de voorziene 170 uur berichtte de ARD dagelijks slechts 15 minuten over de Spelen.
De toenmalige West-Duitse IOC president Willi Daume (1913-1996) werd één van de slachtoffers van de boycot, hij verloor de voorzittersverkiezingen van de Spanjaard Juan Antonio Samaranch (1920-2010).
"De Olympische boycot was één van de beroemdste, maar ook meest weerzinwekkende, meest overbodige en zowel politiek als sportief meest schadelijke gebeurtenissen,” kritiseerde Daume.
Verdacht
Het zal wel nooit geweten zijn hoeveel er in Moskou gedrogeerd werd. Het feit dat er niet één positieve dopingtest genoteerd werd is op zich al verdacht. Misschien dat de ‘slikkers’ betere chemicaliën hadden dan de testers.
Bij het verspringen viel de vertragingsmachine steeds opnieuw uit, waardoor de buitenlandse TV reporters niet konden bewijzen dat er met de gemeten afstanden gesjoemeld werd.
De Westerse journalisten werden voortdurend bespioneerd, hun hotelkamers werden afgeluisterd, reden waarom heel wat ‘gesprekken’ op straat werden gevoerd.
Sterke DDR
De DDR verzamelde 46 keer goud en de Oost-Duitse meisjes wonnen 26 van de 35 beschikbare medailles.
De Oostduitsers wonnen elf van de veertien roeifinales
Marathonloper Waldemar Cierpinski (1950-) verdedigde zijn titel van vier jaar voordien met glans. Samen met de Ethiopiër Abebe Bikila (1932-1973) was hij tot dan toe de enige atleet die daarin slaagde.
Lutz Dombrowski (1959-) won het verspringen met 8m54, niet alleen een Europees record maar na het fenomenale wereldrecord van 8m90 dat Bob Beamon (1946-) de tweede verste sprong ooit. Zoals hierboven al gemeld hing er wel een geurtje aan de afstand die Dombrowski 'zou' gesprongen hebben. Zijn dochter Susann (1984-) blonk nadien uit in de sprintnummers, maar ook in het verspringen. Kort na de val van de Muur was Dombrowski de eerste Oost-Duitse sporter die als ‘inoffizieller Mitarbeiter’ (IM) van de Stasi ontmaskerd werd. Later gaf hij toe dat hij sedert 1979 en in opdracht van de Stasi alle lokmiddelen van het Westen moest rapporteren. Op acht jaar tijd maakte hij dertig verslagen.
Gerd Wessig (1959-) was met een persoonlijk record van 2m30 onverwacht Oost-Duits kampioen hoogspringen geworden. In Moskou won hij het nummer en met 2m36 brak hij ook het wereldrecord van de Pool Jacek Wszola (1956-) die tweede eindigde. Na de Spelen probeerde hij het als tienkamper, maar omwille van meerdere kwetsuren keerde hij terug naar het hoogspringen. In 1985 haalde hij nog zilver op de World Cup en in 1988 en 1989 kroonde hij zich opnieuw tot kampioen van de DDR. Hoewel hij afstudeerde als kok baatte hij in Lübstorf-Rugensee een sportwinkel uit. Hij trouwde met verspringster Christine Schima (1962-), hun zoon Daniel (1988-) speelde handbal in het Duitse nationale jeugdteam.
Marita Koch (1957-) won goud op de 400m en met Gabriele Löwe (1958-), Barabara Krug (1956-) en Christina Lathan (1958-) zilver in de 4 x 400m. Tijdens haar carrière verbeterde ze zestien wereldrecords outdoor en veertien indoor. In 1978, 1982 en 1986 werd ze ook Europees kampioene 400m en in oktober 1985 bracht ze tijdens een meeting in het Australische Canberra het wereldrecord over die afstand op 47.60, een besttijd die nog steeds stand houdt. In 1979 tijdens dook ze in Karl Marx Stadt met 21.71 als eerste vrouw onder de 22 seconden op de 200m, een record dat negen jaar overeind bleef. Drie weken voor de Spelen van Los Angeles evenaarde ze haar wereldrecord 400m, maar door de Russische boycot kon ze haar titel niet verdedigen. Dank zij de grote concurrentie met landgenote Marlies Göhr (1958-) ontpopte Koch zich indoor tot één van beste loopsters over 50 en 60m, nummers waarin ze tussen 1980 en 1985 heel wat records brak. Als lid van de estafetteploeg lukte ze in 1979 en 1983 ook wereldtijden op de 4 x 100m en in 1980, 1982 en 1984 op de 4 x 400m. In 1978, 1982 en 1986 haalde ze de Europese titel 400m. Tijdens het WK van 1983 in Helsinki won ze de 200m, de 4 x 100m en de 4 x 400m en finishte ze ook nog als tweede op de 100m, waar ze met 5/100ste door Marlies Göhr geklopt werd. Zoals alle Oostduitse sporters slikte ze anabole steroïden, die men destijds nog niet kon opsporen. Ze was aangesloten bij SC Empor Rostock, en trouwde na haar sportcarrière met trainer Wolfgang Meier. Hun dochter Ulrike werd in 1990 geboren. Na haar sportieve carrière baatte ze in Rostock eerst een sportwinkel uit, nadien een modewinkel.
Eerste gouden medaille voor de 18-jarige Birgit Fischer (1962-), die later met acht gouden en vier zilveren medailles de meest succesvolle Olympische kanovaarster aller tijden werd. Bovendien won ze 27 wereldtitels. Tussen 1984 en 1993 schreef ze zich in als Birgit Schmidt, omdat ze in die periode gehuwd was met kanovaarder Jörg Schmidt (1961-), die in 1988 op de Spelen van Seoel het zilver won in de Canadese Kano 1.000m. Uit dat inmiddels ontbonden huwelijk werden zoon Ole en dochter Ulla, geboren. Haar broer Frank Fischer (1960-) was viervoudig wereldkampioen kano, diens vrouw Sarina Hulsenbeck (1962-) zwom in Moskou met de estafette naar het goud in de 4 x 100m vrij en de 4 x 100m wisselslag, terwijl hun dochter Fanny Fischer (1986-) Wereld- en Europese titels verzamelde in de kanosport en goud haalde in de K4 500m op de Spelen van Beijing in 2008. Birgit Fischer verzamelde 37 medailles op WK's, waarvan 27 gouden en 12 Olympische plakken, waarvan 8 keer goud. Eveneens een ongeëvenaard record, zowel bij de vrouwen als bij de mannen. Na de Olympische Spelen van 2000 hield ze het voor bekeken, maar in 2003 deed ze een comeback en in 2004 veroverde ze goud en zilver op de Spelen van Athene. Daarmee won ze op 24 jaar tijd goud op zes verschillende Spelen. In 2005 werd ze opnieuw wereldkampioene.
Twee kwamen niet uit het Oostblok
De Italiaanse Sarah Simeoni (1953-) was één van de twee dames die de heerschappij van het Oostblok in de atletieknummers kon doorbreken. Met 1m97 won ze het hoogspringen, vier jaar voordien was die hoogte nog goed voor het zilver. De Italiaanse verbeterde het wereldrecord tweemaal, haar beste persoonlijke sprong was 2m01. Na Moskou kampte ze met een reeks pijnlijke peesproblemen, wat haar vier jaar later in Los Angeles niet belette om een prachtig duel uit te vechten met de West-Duitse Ulrike Meyfarth (1956-), die de tweestrijd uiteindelijk won met een sprong van 2m02.
María Colón (1958-) won het speerwerpen, waarmee ze als tweede de Oostblokheerschappij doorbrak. Meteen was ze ook de eerste Cubaanse die goud won in een atletieknummer. Nochtans zag het er in de kwalificaties zo niet naar uit. De Oost-Duitse Ute Richter (1958-) wierp met 66m66 een nieuw Olympisch record en startte dus als favoriete, terwijl María Colón nipt de finale haalde met 62m42. Bij haar eerste poging wierp de Cubaanse niet alleen een nieuw Olympisch record, maar haar 68m40 was meteen ook goed voor het goud. Ute Richter viel met een vierde plaats net naast het podium, het brons werd met twee centimeter gemist.
Britten verrassen
De grootste verrassing kwam van de Britse mannen, die de 100, 800, en de 1500m wonnen evenals de tienkamp.
Boeiende duels tussen de aartsrivalen Sebastian Coe (1956-) en Steve Ovett (1955-). Ovett won de 800m, nadat Coe zich liet insluiten maar die nam revanche in de 1.500m. Het eigenaardige was dat Coe het wereldrecord van de 800m in handen hield, met 1.42.4 afgesnoept van Alberto Juantorena (1950-). In de 1.500m was het net omgekeerd, met 3.32.1 was Ovett in het bezit van de wereldtijd, maar Coe won de titel. En zo kon men het memorabele feit optekenen dat beide Britten olympisch kampioen werden op de afstand waarvan de andere het wereldrecord bezat.
Allan Wells (1952-) won de 100m voor de Cubaan Silvio Leonard (1955-) en de Bulgaar Petar Petrow (1955-). In de 200m finishte hij tweede na de Italiaan Pietro Mennea (1952-2013) maar voor de Jamaïcaan Don Quarrie (1951-). Wells deed eerst aan verspringen en hink-stap-springen, waarin hij Schots kampioen werd. Toen hij naar de spurtnummers overschakelde gebruikte hij aanvankelijk geen startblok, maar de regels verplichtten hem om die in Moskou toch te gebruiken. In 1984 geraakte hij op de Spelen van Los Angeles niet door de halve finale. Na zijn actieve loopbaan werd hij coach van het Britse bobslee team. Zijn vrouw Margot Wells (1952-) won het Schots kampioenschap 100m en 100m horden, maar werd vooral bekend omdat ze haar man in Moskou coachte. Allan werkte nadien als systeem-engineer.
Daley Thompson (1958-) won goud in de tienkamp, voor de Russen Yury Kutsenko (1952-) en Sergey Zhelanov (1957-) en verdedigde die titel vier jaar later in Los Angeles met glans. Hij verbeterde vier keer het wereldrecord van de nummer.
De meest succesvolle atleten
De Sovjet-Unie verzamelde 195 medailles, maar tot in der eeuwigheid zal er een geurtje aan die plakken blijven hangen. In de atletiek beleefde de Sovjet-Unie een ware triomf. Van de zevenendertig gouden medailles gingen er vijftien naar Sovjet atleten
Aleksandr Dityatin (1957-) won een medaille in elk van de acht turnonderdelen, waarvan drie gouden. Bij de sprong over het paard kreeg hij als eerste mannelijke turner de ongenaakbare 10. Dityatin haalde ook zes gouden, drie zilveren en twee bronzen medailles tijdens WK's. Na Moskou raakte hij tijdens een training ernstig gewond, meteen het einde van zijn turncarrière. Hij werd Luitenant-kolonel in het Russische leger.
In het turnen één van de kleinsten aan de macht, de 16-jarige Yelena Davydova (1961-) werd allround kampioene. De Russische was slechts 1m42 hoog en woog amper 33 kilo. De inmiddels 19-jarige Nadia Comaneci (1961-) kreeg brons, maar won wel de oefening op de balk.
Nikolay Andrianov (1952-2011) verhoogde zijn aantal medailles naar vijftien, die hij op drie verschillende Olympiades won. Andrianov trouwde met landgenote Lyubov Burda (1953-), die tweemaal Olympisch turnkampioene werd. Tussen 1994 en 2002 coachte hij het Japanse Olympisch team met Naova Tsukahara (1977-), goed voor het goud in 2004 en zoon van zijn voormalige rivaal Mitsuo Tsukahara (1947-), zelf vijf keer Olympisch goud die getrouwd was met Chieko Oda (1947-), ook al een turnster. In 2002 werd Andrianov directeur turnen aan de N.G. Tolkachyov sportschool in Vladimir. Hij kreeg de neurologische ziekte Multisysteematrofie, waardoor hij volledig verlamd geraakte en zelfs niet meer kon spreken. Op 21 maart 2011 stierf hij op amper 58-jarige leeftijd aan de gevolgen van die ziekte.
De Cubaanse bokser Teofilo Stevenson (1952-2012) won bij de zwaargewichten zijn derde gouden medaille op rij. Enkel de Hongaar Laszlo Papp (1926-2003) deed hem dat voor, terwijl landgenoot Félix Savón (1967-) hem dat later nadeed.
De Russische hink-stap-springer Viktor Saneyev (1945-) beëindigde zijn schitterende carrière na de Spelen in eigen land. Aan het goud van 1968, 1972 en 1976 voegde hij tot slot een zilveren medaille toe. Landgenoot Jaak Uudmäe (1954-) won het nummer met 17m35, negen centimeter verder dan Saneyev..
Met overwinningen op de 5.000 en de 10.000m groeide de Ethiopiër Miruts Yifter (1944-2016) uit tot één van de grote figuren van de Spelen. Eindelijk mag je wel zeggen, acht jaar eerder was hij derde geëindigd in de 10.000m, maar verscheen hij niet aan de start van de 5.000m. Hierover deden de meest waanzinnige geruchten de ronde, van politieke redenen tot het verloren lopen in de catacomben van het stadion. Zal wel altijd een mysterie blijven. Net als zijn leeftijd overigens, die zou in Moskou tussen 33 of 42 jaar geweest zijn. Yifter zelf ontweek die vraag steeds opnieuw en antwoordde de journalisten:
"Mijn schapen en mijn kiekens kan je stelen, mijn leeftijd niet."
In 1984 was hij er niet bij omwille van de boycot van zijn land.
De Indische hockeymannen heroverden het goud na een onderbreking van 16 jaar, het achtste tot dan toe.
Medailles voor drie tweelingen
In het roeien verdedigde de tweeling Jorg en Bernd Landvoigt (1951-) met succes de titel van vier jaar voordien. In de finale versloegen ze de Russische tweeling Yuriy en Nikolay Pimenov (1958-). De Oost Duitsers werden in 1974, 1975, 1978 en 1979 ook wereldkampioen in de twee zonder stuurman. Bernd Landvoigt had in 1972 op de Spelen van München al brons gehaald in de acht met stuurman. In totaal oogstte de tweeling 179 overwinningen in 180 opeenvolgende wedstrijden. In 1980 kapten ze met competitiesport. Bernd huwde Viola Goretzki (1956-), in 1976 goed voor het goud met de acht met stuurvrouw. Hij werd hoofdtrainer van de Duitse roeibond en had onder meer Ilke Landvoigt (1973-) onder zijn hoede, de zoon van broer Jörg, die zelf in Brandenburg sportfunctionaris werd.
De Russische tweeling Anatoly en Sergey Beloglazov (1956-), met tussen hen in de Amerikaanse succescoach Donn Ernst, won goud in het worstelen vrije stijl. Sergey bij de bantamgewichten, Anatoly bij de vlieggewichten. Sergei wordt aanzien als één van de grootste worstelaars aller tijden, in 1980 en 1988 werd hij Olympisch kampioen, bovendien won hij zes wereldtitels. Hij coachte het worstelteam van Singapore en de ‘Sunkist Kids’ uit Phoenix, Arizona. Broer Anatoly haalde drie wereldtitels maar trok zich terug uit de wedstrijdsport omwille van de Russische boycot voor de Spelen van Los Angeles.
Een excuus dat kon tellen
Het Oostenrijkse viertal had wel een heel origineel excuus na zijn slechte prestatie in het roeien. Op de oevers had een orkest Weense melodieën gespeeld en daardoor hadden ze in een walskadans geroeid.
Kortste record uit de geschiedenis
Een bizarre recordreeks in de vijfkamp bij de vrouwen. Olga Rukavishnikova (1955-) finishte in de afsluitende 800m met een tijd die haar 4.937 punten en een nieuw wereldrecord opleverde. Landgenote Nadiya Tkatchenko (1948-) liep 0,4 seconden later over de streep, verzamelde daarmee 5.083 punten en snoepte haar landgenote het wereldrecord meteen weer af. In 1978 werd Tkatchenko Europees kampioene in Praag, maar die gouden medaille moest ze na een positieve dopingcontrole terug inleveren. Net voor de Spelen van Moskou eindigde haar schorsing.
Van goud naar ruilhart
De Oost Duitser Hartwig Gauder (1954-) was de beste in de 50km snelwandelen en voegde daar zeven jaar later in Rome een wereldtitel aan toe. De Spelen van Los Angeles mocht hij door de boycot vergeten. In 1994 stelde men plots een onverklaarbare vermindering van zijn sportieve prestaties vast. Het jaar nadien werd de oorzaak gevonden, een virusinfectie had zijn hart aangetast, waardoor hij in 1996 een kunsthart kreeg ingeplant en in 1997 een ruilhart. Tot ieders verbazing liep hij twee jaar later de marathon van New York. Nog eens vijf jaar later werd zijn droom vervuld, toen hij als eerste de Fuji-san besteeg met een ruilhart, de hoogste heilige berg in Japan. Na zijn sportcarrière werkte hij als architect aan de Universiteit van Jena.
Reserveploeg wint
Hockey stond voor het eerst op het programma voor de vrouwen. Door de boycot van de Westerse landen bleef enkel thuisland Rusland over voor de competitie. In allerijl werden Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, India, Polen en Zimbabwe opgeroepen om toch nog een halve competitie mogelijk te maken. Tot ieders grote verrassing wonnen de dames uit Zimbabwe het goud, de Russen eindigden derde na een 0-2 nederlaag tegen de winnaars van het goud, Tsjecho-Slowakije haalde zilver en speelde 2-2 gelijk tegen Zimbabwe.
De kleinste
De 14-jarige Noord-Koreaanse turnster Choi Myong-Hui (1966-) werd met 1m35 de kleinste deelneemster ooit aan Olympische Spelen. Bovendien woog ze amper 25 kg.
Voor het eerst
Winst voor het Joegoslavische basketbalteam, met ondermeer Mirza Delibašic (1954-2001) en Dražen Dalipagic (1951-) binnen de rangen, die later samen naar Real Madrid verhuisden. Delibašic stierf in 2001 aan de gevolgen van overmatig drankgebruik. In augustus 1983 kreeg hij een bijna fatale hersenbloeding, waardoor hij moest stoppen met sporten. Dat kwam hij nooit te boven. Krešimir Cosic (1948-1995) was een andere vedette van het Joegoslavisch vijftal. Na de Spelen versaste hij voor drie jaar naar Amerika, eerst bij Brigham Young University, daarna bij de Portland Trail Blazers en tenslotte bij de Los Angeles Lakers. Daarna bedankte hij voor heel wat aanbiedingen en verkoos hij om terug te keren naar Joegoslavië. Als speler nam hij deel aan vier Olympiades, in 1988 coachte hij het nationale team naar een zilveren medaille in Seoel. Na zijn basketcarrière werkte hij als diplomaat op de Kroatische ambassade in Washington. In 1995 stierf hij in de Verenigde Staten aan kanker.
De Rus Vladimir Parfenovich (1958-) was de eerste kanovaarder die drie keer goud won op dezelfde Spelen. In totaal haalde hij elf gouden medailles en twee keer zilver op de WK's van 1979, 1981, 1982 en 1983. Na zijn sportloopbaan werkte hij voor het Ministerie van Sport, meer bepaald voor de KGB en de politie. In 2000 werd hij voor het parlement van Belarus verkozen, maar in 2004 ging hij met twee andere politici in hongerstaking als protest tegen het bewind van President Aljaksandr Lukaschenka (1954-).
Voor het eerst werd tijdens Olympische Spelen het wereldrecord polsstokspringen verbeterd. Na vier uur wedstrijd won de Pool Wladyslaw Kozakiewicz (1953-) het nummer met een sprong van 5m78, zes centimeter hoger dan het eigen wereldrecord. Uiteraard zag het lokale publiek liever landgenoot Konstantin Volkov (1960-) winnen, dus werden de Polen Kozakiewicz en Tadeusz Ślusarski (1950-1998) bij iedere poging ongenadig uitgefloten. Alle drie gingen ze over 5m65, Kozakiewicz sprong daarna als enige over 5m70 en liet de lat op 5m78 leggen, een nieuwe recordhoogte die hij bij zijn tweede poging overschreed. Daarop begroette hij het publiek met een ‘up yours’ gebaar zoals op de foto te zien. In het Nederlands kan je het vertalen als ‘je kan ze kussen’, in Polen werd het gebaar ‘Gest Kozakiewicza’ genoemd of het 'Kozakiewicz gebaar'. De foto werd zowat over de hele wereld gepubliceerd, behalve in de Russische en de Poolse pers. Boris Aristov (1925-), de Russische ambassadeur in Polen die later minister van Buitenlandse Zaken werd, vroeg het IOC om Kozakiewicz zijn gouden medaille af te pakken, maar dat lukte niet. Door de Poolse boycot kon hij zijn titel vier jaar later niet verdedigen op de Spelen van Los Angeles. Omwille van problemen met de Poolse atletiekbond emigreerde Kozakiewicz in 1985 naar West-Duitsland, waar hij het staatsburgerschap aanvroeg, tweemaal Duits kampioen werd en coach van de Duitse polsstok springers. Na de val van het Communisme keerde hij terug naar zijn geboorteland Litouwen. Ślusarski stierf op 48-jarige leeftijd bij een auto ongeval.
Belgisch goud
In de categorie tot 95kg vloerde judoka Robert Van de Walle (1954-) helemaal op het einde van de wedstrijd de Rus Tengiz Khubuluri (1955-) met een koka. Vier jaar later in Los Angeles geraakte hij echter niet door de eerste ronde. Zijn Amerikaanse tegenstander Leo White (1957-) vocht op zo’n laffe wijze dat de Belg hem niet te pakken kreeg. Opgezweept door het thuispubliek durfden de scheidsrechters niet ingrijpen. Nog eens vier jaar later in Seoel haalde Van de Walle brons. Hij won in zijn categorie ook zilver op de WK's van 1979 en 1981, brons op die van 1983, 1985 en 1989 en brons in de open categorie tijdens de titelstrijd van 1981 en 1983. Bovendien werd hij in 1985 en 1986 Europees kampioen in de eigen categorie en in 1980 in de open categorie, waarna nog veertien andere medailles volgende.
Dubbele of drievoudige nationaliteit?
Judoka Angelo Parisi (1953-) won als Fransman goud bij de zwaargewichten en zilver in de open categorie. Opmerkelijk was dat hij in 1972 als Engelsman brons had gewonnen in de open categorie op de Spelen van München en nog opmerkelijker was dat hij in Italië geboren werd. Toen hij met een Française huwde kreeg hij het Frans staatsburgerschap en vier jaar na Moskou won hij zilver bij de zwaargewichten.
Lloyd's mocht dokken
Het Amerikaanse NBC telde 100 miljoen dollar neer voor de TV-uitzendrechten van de Spelen. Omdat ze in Moskou niet aanwezig konden zijn kregen ze via een clausule in het contract 90% van het opgehoeste bedrag terugbetaald van de Engelse verzekeringsmaatschappij Lloyd's.
Podium zonder vlag of hymne
Omdat sommige landen tegen de boycot waren, maar toch tegen de invasie van Afghanistan wilden protesteren door geen nationale hymne of vlag te vragen, kregen we een eigenaardig podium na de individuele achtervolging in het wielrennen. Toen de Zwitser Robert Dill-Bundi (1958-), de Fransman Alain Bondue (1959-) en de Deen Hans-Henrik Orsted (1954-) op het podium stonden weerklonk enkel de Olympische hymne en werd driemaal de Olympische vlag gehesen. Bij winnaar Dill-Bundi werd in 1999 na een zware epileptische aanval een boosaardige hersentumor vastgesteld. Na drie zware operaties gaven de artsen hem nog twee maanden te leven. Hij koos er echter voor om als proefkonijn een alternatieve geneeswijze met elektroden op de schedel te starten, waarbij hij een 3,5 kg zware batterij moest meetorsen. Wonder boven wonder genas hij van zijn kwaal en met zijn tweede 21 jaar jongere vrouw Yamila emigreerde hij in mei 2013 naar haar geboorteland Cuba, waar ze een restaurant openden.
Dolblij ondanks verlies
Nadat in de finale bij de zwaargewichten de bel voor het laatst rinkelde, deed de Hongaarse bokser Istvan Levai (1957-) een vreugdedansje ondanks het feit dat hij verloren had. Hij had het namelijk als enige drie ronden volgehouden tegen Teofilo Stevenson (1952-2012). De Cubaan verdedigde zijn titel van 1972 met succes en deed dat vier jaar later nog eens over.
Zwemmen
In het Olympiyski bad van Moskou streden 333 deelnemers uit 41 landen om 26 titels. De meisjes van de DDR won 26 van de 36 medailles
Het zwemmen leed zwaar onder de Amerikaanse afwezigheid, maar toch zwom één man zich in de kijker. Vladimir Salnikov (1960-) won de 1500m vrije slag en dook met 14.58:27 als eerste onder de vijftien minuten. Iedere 100 meter onder de minuut? Waanzinnig. In totaal verpulverde de Rus twaalf wereldrecords tijdens zijn loopbaan. Ook de 400m vrije slag won de Moskoviet, evenals de estafette 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later kon hij zijn titels niet verdedigen, de Russische boycot hield hem immers thuis van de Spelen in Los Angeles. Van 1977 tot 1986 won Salnikov zo maar eventjes 61 wedstrijden 1500m vrije slag, wat hem de bijnaam 'Het Monster van de Golven' opleverde. Op het WK van Madrid in 1986 kwam er plots een kink in de kabel, hij eindigde 'slechts' vierde en het jaar nadien kon hij zich op het EK zelfs niet plaatsen voor de eindstrijd. Maar Salnikov keerde terug, getraind door echtgenote Marina, een voormalige atlete op de 100m. Op de OS van Seoel maakte hij in de finale een achterstand van tien seconden goed en won hij op 28-jarige leeftijd opnieuw goud.
De Brit Duncan Goodhew (1957-) won de 100m schoolslag en haalde met het estafetteteam brons in de 4 x 100m wisselslag. In de Verenigde Staten trainde hij aan de North Carolina State University. Door de ziekte Alopecia universalis was hij helemaal kaal geworden, waardoor hij uiteraard opviel, vooral omdat hij de eerste was waarvan de hydrodynamica stukken beter was dan die van andere zwemmers. Nadien schoren ook de meeste zwemmers zich voor de wedstrijden bewust kaal. Op school bleek hij dyslexie te hebben, het leverde hem de bijnaam 'Duncan the Dunce' op, vrij vertaald 'Duncan het uilskuiken'. Het belette hem niet om later een bekend auteur en motiverend spreker te worden. Van de BBC kreeg hij ook heel wat rollen aangeboden in TV series en mocht hij in verschillende uitzendingen opdraven.
Michelle Ford (1962-) was de enige westerse zwemster die de hegemonie van de Oost Duitse zwemsters kon doorbreken. In de 800m vrije slag tikte de Australische aan als eerste, over 200m vlinderde ze naar het brons. In 1977 bracht ze het wereldrecord van de 800m vrije slag op 8.30.53. Daarna werkte ze in Australië als General Manager voor een Zwitsers in beveiliging gespecialiseerd IT bedrijf.
De 200m schoolslag ging verrassend naar de 17-jarige Russische Lina Kaciušyte (1963-). Een volledig Russisch podium overigens met de 15-jarige Svetlana Varganova (1964-) op rang twee en de 16-jarige wereldrecordhoudster Julia Bogdanova (1964-) op plaats drie. In 1979 dook Kaciušyte als eerste vrouw onder de 2.30 op de 200m schoolslag, een wereldrecord dat standhield tot de Oostduitse Silke Horner (1965-) zes jaar later 2.28.33 op de tabellen prikte.
Jörg Woithe (1963-) was de beste in het koninginnennummer en veroverde zilver met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag. In 1982 werd hij wereldkampioen op de 100m vrije slag, hij was ook de eerste Europeaan die in dat nummer onder de 50 seconden dook. In 1987 vijzelde de Fransman Stéphan Caron (1966-) die 49.58 naar 49.51. Woithe was lid van SC Dynamo Berlin.
Petra Schneider (1963-) was de beste op 400m wisselslag, in 1984 kapte ze met zwemmen. Eind 2005 kwam ze opnieuw in het nieuws. Op de Duitse TV zender ARD eiste ze dat haar Duits record 400m wisselslag ongeldig werd verklaard, omdat die toptijd met doping was gezwommen.
Ute Geweniger (1964-) veroverde goud op de 100m schoolslag en de estafette 4 x 100m wisselslag. In haar hele carrière won ze zestien medailles, waarvan dertien gouden en verbeterde ze zes keer het wereldrecord 100m schoolslag. Na de Duitse eenmaking opende ze een schoonheidssalon in Chemnitz. Na de ontboezemingen van Petra Schneider bekende ook zij dat doping zijn steentje tot de besttijden had bijgedragen. Wel ging ze niet zo ver als haar voormalige collega, het schrappen van de wereldrecord vond ze overbodig omdat er ook heel wat noeste trainingsarbeid mee gepaard ging. Op het EK van 1981 in Split won ze de 100 en 200m schoolslag, 100m vlinderslag, 200m wisselslag en met het DDR-kwartet de 4 x 100m wisselslag.
Discussie bij het schoonspringen
De Rus Aleksandr Portnov (1961-) maakte zich op voor zijn eerste sprong in de finale van het toren springen, toen plots een oorverdovend applaus en gejoel losbrak. In het zwembad ernaast begon Vladimir Salnikov (1960-) aan zijn finale 1.500m vrij. Portnov wachtte tot het geluid verstilde. Toen hij een kwartiertje later een volgende poging ondernam en hij al een eerste stap had gezet, werd het gejuich nog groter omdat Salnikov knap gewonnen had. Volgens de duikregels was de poging van Portnov begonnen en moest hij ze voltooien, waardoor hij volledig verkeerd in het water kwam. De Russen protesteerden bij de Zweedse scheidsrechter Olander, die de klacht aanvaardde en toeliet dat Portnov opnieuw sprong. Dit keer lukte het wonderwel in zoverre dat hij voor de Mexicaan Carlos Girón (1954-) aan de leiding kwam. Uiteraard protest van Mexicaanse kant, maar ook de Oost Duitsers mengden zich in het debat omdat hun Falk Hoffmann (1952-) door flitslichten zou gehinderd zijn. Alles bleef echter bij het oude, Portnov werd winnaar, voor Giron en de Italiaan Franco Cagnotto (1947-).