1972 - Munchen
München 1972
Je kan het bezwaarlijk een anekdote noemen, het was daarentegen een regelrecht drama. De Spelen naderden hun einde toen acht Palestijnse commando’s van de terroristische organisatie Zwarte September het Olympisch dorp binnenvielen en paviljoen 31 overvielen, het huis waar de Israëlische atleten verbleven. Meerdere mensen konden ontsnappen maar voor acht leden van de ploeg brak de hel los. De Palestijnen eisten de vrijlating van tweehonderd Arabieren die in Israël gevangen zaten. Na lang onderhandelen kregen de terroristen een vliegtuig dat hen naar Caïro moest brengen. Het plan van de Duitse politie liep echter slecht af, een scherpschutter schoot niet raak en zo kreeg één van de Palestijnen de kans om met een handgranaat zelfmoord te plegen. Samen met hem vloog ook een helikopter de lucht in, met de gruwelijke balans van zeventien doden. De ganse wereld was ontzet, maar IOC voorzitter Avery Brundage (1887-1975) besliste om de Spelen te laten doorgaan.
Opnieuw speelde de politiek een zeer belangrijke rol. Heel Afrika dreigde zijn deelnemers terug te trekken als Rhodesië, dat onder de Britse vlag zou aantreden, niet werd uitgesloten. De zwarte Amerikanen steunden de Afrikanen die hun gram haalden en Rhodesië werd geschrapt.
De openingsceremonie werd op televisie door een record aantal van een miljard mensen bekeken. De ARD haalde alles uit de kast en tastte daarvoor diep in de beugel, samen met ZDF werd 105 miljoen Duitse Mark geïnvesteerd, zo’n 52 miljoen Euro. Van 8h30 ‘s morgens tot middernacht konden wereldwijd geïnteresseerde kijkers het gebeuren volgen, dat door 210 camera’s geregistreerd werd, waarvan 135 kleurencamera’s, waarbij 67 reporters commentaar leverden. Zelfs in de voorbereidingsruimten van de atleten stonden camera's opgesteld en ook in de volgwagens bij het wielrennen. Nieuw was de vertragingsmachine, die voor nooit eerder geziene beelden zorgde. Dank zij een prima planning konden de finales van de 195 verschillende wedstrijden live gevolgd worden. ‘Die Deutsche Gründlichkeit’ werd nog maar eens bewezen.
Kanselier Brandt zorgde voor rozen
De Spelen werden drie maanden voor de Bundestagverkiezingen georganiseerd, voor heel wat politici een uitgelezen kans om in de picture te treden. Toen Heide Rosendahl (1947-) als winnares van het verspringen in de Olympia studio geïnterviewd werd, liet bondskanselier Willi Brandt (1913-1992) vijftig rozen naar de studio aanrukken. Op het laatste moment verhinderde programmachef Rudi Michel (1921-2008) de live overhandiging voor de camera. De rozen vielen op de grond, maar werden nadien buiten beeld toch aan de Duitse winnares overhandigd. Mocht in de toekomst zeker niet meer gebeuren, besliste de top van de ARD, maar toen Ulrike Meyfarth (1956-) op spectaculaire wijze het hoogspringen won, werden opnieuw vijftig rozen aangesleept.
Voor het eerst
Rentree van het handbal en het boogschieten, nadat de nummers respectievelijk in 1936 en 1920 van het programma geschrapt waren. Voor het eerst ook badminton en waterski, zij het als demonstratiesporten.
Voor het eerst legde ook een jurylid de Olympische eed af.
Het driehoekig toestel dat in de werpnummers de afstanden meet, werd in München voor het eerst gebruikt.
Voor het eerst legde een vrouwelijke atleet de Olympische eed af. Die eer viel Heidi Schuller (1950-) te beurt, de West-Duitse nam op de Olympiade deel aan de 100m horden en het verspringen.
In het verspringen eindigde ze vijfde, in de 100m horden geraakte ze in de kwartfinale. Na haar sportloopbaan studeerde ze af als anestaesiste aan de Universiteit van Keulen, waar ze enkele jaren later hoofdgeneesheer werd. Ze presenteerde ook verschillende televisieshows: 'Drei nach Neun', 'Talk im Turm', 'Club 2' en 'Themenabende'.
De Nederlander Wim Ruska (1940-2015) was de eerste judoka die twee gouden medailles kon winnen. Zowel in de open klasse als bij de zwaargewichten was hij de beste van het hele lot. Al het andere goud was voor Japanners. Naast de Olympische titels won Ruska ook twee wereld- en zeven Europese titels. In 2001 kreeg hij een hersenbloeding die hem gedeeltelijk verlamde en die ook grotendeels zijn spraakvermogen wegnam
Op deze Spelen werd ook de de dashond Waldi voorgesteld, eerste Olympische mascotte.
Drama in het basketbal, na 63 ongeslagen wedstrijden won de Amerikaanse ploeg voor het eerst geen goud, de finale tegen de Sovjet-Unie werd met één puntje verschil verloren. Bij een 50-49 stand in het voordeel van de Amerikanen noteerde men een betwiste scheidsrechterlijke beslissing. De Russen kregen enkele seconden extra speeltijd en nadat hij eerst nog twee Amerikanen had omgeduwd kon Aleksandr Belov (1951-1978) scoren. De verontwaardiging bij de Amerikanen was zo groot dat ze de zilveren medaille weigerden. Die kleinoden liggen overigens nog altijd in een Zwitserse kluis van het IOC opgeborgen.
Voor het eerst ook het spectaculaire wildwaterkanoën op het programma. De DDR atleten wonnen de eerste gouden medailles, Reinhard Eiben (1951-) (foto links) en Walter Hofmann (1949-) met Rolf-Dieter Amend (1949-) bij de mannen en Angelika Bahmann (1952-) (foto rechts) bij de vrouwen. Na München werd het nummer terug afgevoerd, maar in 1992 besliste het IOC om het opnieuw aan het programma toe te voegen en blijkbaar definitief.
Nadat hij vier jaar voordien in Mexico de 1.500m gewonnen had was de Keniaan Kipchoge Keino (1940-) nu de beste over 3.000m steeple, waarmee hij de eerste atleet was die goud won in twee verschillende nummers. De Amerikaan James Lightbody (1882-1955) had hem dat in 1904 al eens voorgedaan in Los Angeles, maar omwille van die verkapte Spelen werd er toen niet veel aandacht aan besteed. Keino beëindigde zijn sportcarrière in 1973, waarna hij zich samen met zijn vrouw inzette voor de door hen gestichte weldadigheidsinstelling van Keniaanse weeskinderen. Hij werd lid van het Keniaans Olympisch Comité. Zijn zoon Martin kroonde zich in de Verenigde Staten tweemaal tot Universitair kampioen en ook zijn andere zoon Andrew "Kippy" liep wedstrijden.
Laatste Spelen voor de Roemeense discuswerpster Lia Manoliu (1932-1998) die aan haar zesde deelname toe was en meteen ook de eerste atlete die daarin slaagde. In 1968 won ze goud, in 1960 en 1964 brons. In Mexico 1968 had ze nochtans een armblessure, haar dokter voorspelde dat ze slechts één goede worp zou lukken. Die eerste worp van 58m28 was meteen ook raak en goed voor het goud. In München eindigde ze negende. Van 1990 tot 1992 zetelde ze in de Roemeense senaat en in 1998 stierf ze op 65-jarige leeftijd aan een hartaanval, nadat ze de week voordien in coma was geraakt tijdens het operatief verwijderen van een hersentumor.
De Amerikaan Dan Gable (1948-) won het worstelen vrije stijl bij de lichtgewichten, zonder dat er ook maar een punt tegen hem werd gescoord. Daarna werd hij een succesvol coach, die tien Olympiagangers klaarstoomde, die vier gouden, een zilveren en drie bronzen medailles mee huiswaarts brachten.
De Amerikaanse basketter Tom Burleson (1952-) was met 2m23 de langste atleet ooit op Olympische Spelen. Hij speelde bij de Seattle SuperSonics en werd in 1975 voor het NBA All Rookie Team verkozen. Onder coach Bill Russel (1934-) vestigde hij meerdere records tijdens de play-offs van 1975 en 1976. In 1975 scoorde hij een gemiddelde van twintig punten, plukte hij tien rebounds en blokte hij twee shots per wedstrijd. Het seizoen daarop was nog beter met een wedstrijdgemiddelde van 15,6 punten, negen rebounds en 1,8 blocks. In totaal speelde hij acht seizoenen in de NBA en dat bij drie verschillende clubs: Seattle SuperSonics, Kansas City Kings en Atlanta Hawks.
Winnaar uitgejouwd?
De Amerikaan Frank Shorter (1947-) eindigde vijfde in de 10.000m maar won de marathon. Het leuke was dat hij in München geboren was, minder leuk was dat het hele publiek hem uitjouwde toen hij tijdens de marathon het stadion binnenliep.
Wat was er gebeurd? De 16-jarige Duitse student Norbert Südhaus (1956-) liep net voor Shorter in sportuitrusting en met eigenhandig geschilderd rugnummer het stadion in en werd door de toeschouwers enthousiast toegejuicht. Toen Shorter binnenliep begrepen de officials pas wat er gaande was en sleurden ze Südhaus hardhandig van de baan, waarop een enorm boe-geroep weerklonk. Toppunt was dat dit reeds de derde keer in de Olympische geschiedenis was dat een Amerikaanse marathonwinnaar niet als eerste het stadion binnenliep. Tom Hicks (1876-1952) in 1904 en Johnny Hayes (1886-1965) in 1908 waren Shorter daarin voorafgegaan. Shorter domineerde de marathon in het begin van de jaren ’70. Zo won hij vier keer op rij die van het Japanse Fukuoka. In 1976 op de Spelen van Montreal was Waldemar Cierpinski (1960-) de sterkste, maar later bleek dat de Oost-Duitser net als vele DDR atleten prestatiebevorderende middelen had geslikt. In 1975 studeerde Shorter af als advocaat aan de Yale University, waarna hij procureur werd. Vanaf de jaren negentig voerde hij in die hoedanigheid een juridische strijd om de oneerlijk verkregen medaille van Cierpinski in handen te krijgen. Hij werkte ook als sportcommentator voor televisie, was voorzitter van de Amerikaanse anti-dopingbond en had een bedrijf in atletiekbenodigdheden.
Belgische prestaties
Karel Lismont (1949-) won zilver in de marathon, Amerikaan Frank Shorter (1947-) was die dag te sterk.
Miel Puttemans (1947-) finishte als tweede in de 10.000m, na de ongenaakbare Fin Lasse Virén (1949-), die later van bloeddoping verdacht werd.
Sterke Duitsers
De Duitse mannen wonnen het hockeytornooi door Pakistan met 1-0 te verslaan.
Hildegard Falck (1949-) won de 800m en met het Duitse estafetteteam brons op de 4 x 400m. Op de Duitse Kampioenschappen van 1971 dook ze met 1.58,5 als eerste vrouw onder de twee minuten op de 800m, twee seconden sneller dan het wereldrecord van de Joegoslavische Vera Nikolic (1948-). In Helsinki vertrok ze dat jaar dan ook als favoriete voor de Europese titel, maar in de finale struikelde ze. Als kleine compensatie won ze zilver met de estafetteploeg 4 x 400m, na het ongenaakbare DDR-kwartet. Op 31 juli lukte ze met haar ploegmaats met een chrono van 8.16,8 een nieuwe wereldtijd over de ongewone 4 x 800m. Haar grootste succes boekte ze dus in München, waar ze met een chrono van 1.58.6 de voor Rusland uitkomende Litouwse Nijole Sabaite (1950-) 0,1 sec afhield.
Met 6m78 won Heide Rosendahl (1947-) goud in het verspringen, amper één centimeter verder dan de Bulgaarse Diana Yorgova (1942-). Na een heuse thriller eindigde ze twee dagen later tweede in de vijfkamp achter de Britse Mary Peters (1939-). Na de drie onderdelen van dag een stond Rosendahl nog op de vijfde plaats en had ze 301 punten achterstand op Peters. De dag nadien sprong ze 6m83, op één centimeter van het eigen wereldrecord en liep ze de 200m in 22.96, waardoor ze 4.791 punten verzamelde, zestien punten meer dan het wereldrecord van de Oost Duitse Burglinde Pollak (1951-). Dat wereldrecord had ze slechts 1,12 seconden in handen, want Peters finishte haar 200m in 24.08, waarmee ze tien punten beter deed dan het kersverse record, maar ook luttele tien punten overhield voor het goud.
Op de slotdag haalde Rosendahl goud met de estafetteploeg 4 x 100m en dat tegen de grote rivalen uit de DDR. De 42.81 die ze met Christiane Kraus (1950-), Ingrid Mickler-Becker (1942-) en Annegret Richter (1942-) afklokte was ook een nieuw wereldrecord. In 1970 sprong ze 6m84, een wereldrecord dat vijf jaar stand hield. In 1973 stopte ze haar sportieve carrière en het jaar nadien trouwde ze met de Amerikaanse basketter John Ecker (1948-), die met UCLA de Amerikaanse titels haalde in 1969, 1970 en 1971, maar daarna uitkwam voor TuS 04 Leverkusen. Hun zoon Danny Ecker (1977-) behoorde tot de wereldtop in het polsstokspringen en vertegenwoordigde Duitsland op drie Olympische Spelen. Heidemarie Ecker-Rosendahl was een gediplomeerde sportlerares, die een bedrijf voor voedingswetenschappen leidde en daarnaast ook meerdere sportstudio’s uitbaatte.
Ingrid Mickler-Becker (1942-), mee verantwoordelijk voor de winst in de 4x100m, had in Mexico 1968 goud gewonnen in de vijfkamp.
Ook Annegret Richter (1950-) was lid van die gouden estafetteploeg. In 1971 won ze met die ploeg een eerste internationale titel op het EK. In München finishte ze ook vijfde op de 100m. Ze trouwde met hordeloper Manfred Richter (1949-), wiens naam ze aannam. Vier jaar later op de Spelen van Montréal waren alle ogen gericht op Ingeborg Helten (1950-) die met 11.07 net voor de Spelen een nieuwe wereldtijd had neergezet. In de reeksen werd Richter geklopt door de Oost-Duitse rivale Renate Stecher (1950-), in de tweede ronde liep ze echter 11.05 en in de halve finale vijzelde ze het wereldrecord naar 11.01. De finale was een nek-aan-nek race waarin Richter het haalde van Stecher, met Helten op rang drie. Nadien won ze ook nog zilver in de 200m en de 4x100m.
Met 90m48 bij zijn vijfde worp was Klaus Wolfermann (1946-) de beste in het speerwerpen. De voor Rusland uitkomende Litouwer Janis Lusis (1939-), vier jaar voordien nog winnaar, kwam hem tijdens zijn laatste worp nog even bedreigen maar sneuvelde op twee luttele centimeters, terwijl de Amerikaan Bill Schmidt (1947-) met 84m42 vrede nam met brons. Wolfermann deed aan turnen, handbal en tienkamp voor hij zich op het speerwerpen toelegde en daarin werd hij zes keer Duits kampioen. Tijdens de Europacup in Edingburgh pinde de 1m76 grote Duitser het wereldrecord speerwerpen op 94m08. Met een worp van 94m58, waaraan Wolfermann door een blessure niet kon deelnemen, snoepte de Hongaar Miklos Németh (1946-) hem dat wereldrecord af op de Spelen van Montreal. In 1978 stopte Wolfermann zijn sportcarrière, maar bleef hij in meerdere hoedanigheden bij de sport betrokken. Hij runde een sportmarketingbureau, was actief als voorzitter van FC Olympia, een vereniging van Duitse olympische medaillewinnaars en ambassadeur van Special Olympics.
Liselott Linsenhoff (1927-1999) won het goud in de paardendressuur met haar hengst Piaff, meteen de eerste vrouwelijke winnaar van dat onderdeel.
Amper zestien was Ulrike Meyfarth (1956-) toen ze het hoogspringen won, en daarmee was ze in dat nummer de jongste winnaar ooit. Ze verbeterde haar persoonlijke best met zo maar eventjes zeven centimeter. Met die 1m92 evenaarde ze het wereldrecord en klopte ze de Bulgaarse Yordanka Blagoeva (1947-) en de Oostenrijkse wereldrecordhoudster Ilona Gusenbauer (1947-). Nadien viel ze echter in een donker gat, in zoverre dat ze over die gouden 4 september 1972 verklaarde:
“Ik heb die dag vervloekt.”
Ze faalde in de ‘numerus clausus’ van de Sporthoheschule Köln. Bovendien presteerde ze ondermaats op de Spelen van 1976 in Montreal, waar ze zich niet voor de finale kon plaatsen. Ze kreeg heibel met haar trainer en tijdens de EK's van 1974 en 1978 raakte ze niet verder dan een zevende en een vijfde plaats. Als klap op de vuurpijl boycotte Duitsland in 1980 de Spelen van Moskou, net op het ogenblik dat ze zich moeizaam maar moedig terug had opgewerkt. Maar al dat geduld werd beloond, tijdens de Wereldbeker van 1980 in Rome was ze opnieuw de beste en vanaf toen ging het stukken beter. Op het EK van 1982 in Athene sprong ze over 2m02, goed voor goud en een nieuw wereldrecord. Het jaar nadien en na een ontzettend spannend duel moest ze op het WK de overwinning aan de Russische Tamara Bykova (1958-) laten. Een jaar later tijdens een meeting in Londen sprongen beiden over 2m03, maar de Russin scherpte dat wereldrecord vier dagen later aan met één centimeter. De Olympische Spelen van Los Angeles in 1984 waren het laatste grote optreden van Meyfarth. Met een sprong van 2m02 versloeg ze de Italiaanse Sara Simeoni (1953-). Twaalf jaar na München eindelijk het tweede goud en daarmee was voor haar de cirkel rond in wat ze zelf “mijn komische carrière” noemde. In 1984 stopte ze met hoogspringen en werd ze jeugdscout voor haar club TSV Bayer 04 Leverkusen. Ze trouwde met Roland Nasse, een advocaat uit Köln, met wie ze twee dochters kreeg.
De meest succesvolle atleten
Halfweg de finale van de 10.000m ging de Fin Lasse Viren (1949-) tegen de vlakte, maar hij krabbelde recht en won toch nog goud in een nieuwe Olympische besttijd. Hij lukte ook de dubbel-dubbel, door zowel in München, als vier jaar later in Montreal de 5.000 en de 10.000m te winnen. Toch waren die overwinningen omstreden, men verdacht hem namelijk van bloeddoping, hoewel dat toen nog niet verboden was. Later werd hij Fins parlementslid.
DDR-zwemmer Roland Matthes (1950-) herhaalde zijn dubbelslag van vier jaar voordien, opnieuw goud op 100 en 200m rug.
Sterke Russen
De Sovjet Unie haalde 99 medailles, waaronder 50 gouden, de Amerikanen 94 met 33 gouden.
De Russische kolos Vassili Alexeiev (1942-2011) domineerde het gewichtheffen bij de superzwaargewichten. Gedurende zijn loopbaan verbeterde hij tachtig wereldrecords. Vier jaar na München verlengde hij zijn Olympische titel in Montréal. Net als zovele andere atleten werd hij trainer van zijn nationale ploeg, met als hoogtepunt de Spelen van Barcelona in 1992 waar hij met het Russische team tien medailles verzamelde, waarvan vijf gouden. In 2005 ging hij met pensioen. Ook zijn ‘prestaties’ roepen de nodige vraagtekens op. In maart 1970 tilde hij als eerste meer dan 600kg, in München bracht hij dat wereldrecord op 640kg. Hij had een taille omtrek van 150cm en was bekend om zijn zware trainingsarbeid. Zo tilde hij per sessie meer dan veertig ton. Al die energie haalde hij uit een dagelijkse portie van een halve kilo kaviaar, zes steaks, zes koteletten, een kilo hesp en een fles cognac. Hij overleed op 69-jarige leeftijd, twee weken nadat hij met ernstige hartklachten in het hospitaal was beland.
In de sprintnummers zorgde de Rus Valeri Borzov (1949-) ervoor dat de Amerikanen zonder goud huiswaarts moesten. Een ‘normale’ nederlaag in de 100m, gezien de twee Amerikanen niet kwamen opdagen voor de kwartfinales. Een ‘kleine’ vergissing overigens, de Amerikaanse coach noteerde een verkeerd tijdstip en weg waren de Olympische dromen. De Amerikanen zwoeren dat ze die schande in de 200m zouden uitwissen, en hoewel ze zich met drie voor de finale kwalificeerden konden ze Borzov geen halt toeroepen. De jaren daarna concentreerde Borzov zich op zijn studies, maar toch wist hij zich nog voor de Spelen van 1976 in Montréal te plaatsen. Een blessure aan de achillespees zorgde ervoor dat hij daar ‘slechts’ brons veroverde en in 1979 stopte hij definitief met atletiek. In 1977 trouwde hij de mooie turnster Ludmilla Tourischeva (1982-) en in 1994 werd hij Minister van Sport en Jeugd in Oekraïne.
Ludmilla Tourischeva (1982-) was één van de grote medaillefavorieten, maar landgenote Olga Korbut (1955-) stak daar een stokje voor. Toch haalde Tourischeva makkelijk goud in het algemeen klassement, tijdens de oefening op de ongelijke leggers tuimelde Korbut immers van het toestel. Ondanks een ernstige rugblessure won Tourischeva in 1976 toch nog goud met het team op de Spelen van Montreal. In de individuele rangschikking eindigde ze als derde, na de Roemeense Nadia Comaneci (1961-) en landgenote Nellie Kim (1957-). Samen met landgenote Yelena Shushunova (1969-) is Tourischeva de enige turnster die erin slaagde om de grand slam te winnen: Olympische titel, Wereldtitel, Wereldcup en Europese titel. Na haar sportieve carrière bleef ze actief in het turnen en werd ze coach van onder andere Lilya Podkopaieva (1978-), die in 1996 het allround goud veroverde.
De Russische turnster Olga Korbut (1955-) was de lieveling van pers en publiek, nadat ze met de Sovjetploeg goud won in de meerkamp. Helaas verloor ze door een val een nieuwe gouden medaille op de ongelijke leggers, maar won ze nadien toch nog op de balk en de grondoefening. Vooral haar oefening op de balk baarde opzien, als eerste turnster lukte ze een dubbele achterwaartse salto. In 1977 studeerde ze af aan het Pedagogisch Instituut van Grodno en huwde ze Leonid Bortkevich, lid van de populaire folkgroep Pesniary, met wie ze in 1979 een zoon kreeg. In 1991 emigreerde het koppel naar de Verenigde Staten maar in 2000 ging het uit elkaar. Korbut verhuisde naar Scottsdale, Arizona, waar ze een turnschool uitbaatte. Haar wassen beeld op de evenwichtsbalk is in Londen te bewonderen bij Madame Tussaud.
Winst voor Klein Duimpje
De Duitse worstelaar Wilfried Dietrich (1933-1992) zorgde voor de grootste stunt van de Spelen, toen hij Chris Taylor (1950-1979) met een schouderworp vloerde. Normaal gezien weinig opzienbarend, zeker omdat de Duitser zelfs geen medaille kon versieren, ware het niet de de Amerikaan twee meter groot was en zo maar eventjes 198 kilo woog. Het leverde de Duitser de bijnaam 'Der Kran von Schifferstadt' op, terwijl de Amerikaan de ‘Giant Baby' werd genoemd. Met Taylor liep het overigens slecht af, zijn gewicht nam steeds maar toe en toen hij op 29-jarige leeftijd 230 kilo woog, stierf hij aan de gevolgen van een hartinfarct.
Heibel in het hockey
De hockeyfinale bij de mannen zorgde voor heel wat heibel. Michael Krause (1946-) scoorde in de zestigste minuut uit een strafcorner die Duitsland de 1-0 eindzege opleverde. De spelers van regerend Olympisch kampioen Pakistan klaagden die treffer echter aan en bij het eindsignaal liepen Pakistaanse supporters woedend het veld op. Samen met enkele spelers kieperden ze water over de Belg Rene Frank (1898-1983), de voorzitter van de internationale hockeybond. Tijdens de medaille uitreiking gingen de spelers nog een stapje verder in hun protest, ostentatief keerden ze hun rug naar de West-Duitse vlag en wierpen ze de zilveren medailles op de grond. Als straf werd Pakistan voor alle internationale wedstrijden geschorst tot het zijn excuses had aangeboden.
Opnieuw Amerikaans protest
De 400m lopers Vincent Matthews (1947-) en Wayne Collett (1949-2010) werden van de Spelen verbannen nadat ze op het podium hun gouden en zilveren medaille rondslingerden en lol tapten tijdens hun nationale hymne. Nadien verklaarden ze dat ze het Amerikaans volkslied niet respecteerden wegens de vele moeilijkheden die Afro-Amerikanen in eigen land ondervonden. Hiervoor werden ze levenslang geschorst. Gevolg van dit alles was dat de Amerikanen niet voldoende lopers hadden om hun titel van de 4 x 400m te verdedigen. Collett overleed in maart 2010 aan kanker.
Protest? Neen vergissing
Ook commotie bij de medaille overhandiging van de 800m bij de mannen. Tijdens de nationale hymne hield Dave Wottle (1960-) zijn golfpet op. Later verontschuldigde de Amerikaan zich en verklaarde hij dat hij dat door de emoties vergeten was. Die 800m had 'The Throttle’ overigens verdiend gewonnen, zij het op eigenaardige manier. Na 600m bengelde hij nog aan de staart van het groepje, waarna hij er een adembenemende eindspurt uitperste en de wedstrijd met 0,03 seconden won. Het leverde hem de bijnaam ‘The Head Waiter’ op. In 1974 werd hij tot hoogleraar benoemd, maar die periode was van korte duur. Hij verkoos om atletiekcoach te worden, eerst van Walsh College (1975 tot 1977), daarna van Bethany College (1997-1981) en hij werd tot dekaan aan het Rhodes College benoemd in Memphis, Tennessee.
Oudste deelneemster
De Britse Lorna Johnstone (1902-1990) was met 70 jaar en vijf dagen niet alleen de oudste deelneemster in München, maar ook de oudste van alle Spelen tot dan toe. Zij deed aan dressuur en nam deel aan de Spelen van 1956, 1968 en 1972. De beste uitslag behaalde ze in 1968 op de Spelen van Mexico waar ze met het Britse team vijfde eindigde.
Vleugje geschiedenis
De accommodaties in München werden gebouwd op de plaats waar de Britse premier Neville Chamberlain (1869-1940) in 1938 met Adolf Hitler (1889-1945) het verdrag van München ondertekende, zoals later bleek een mislukte poging tot wereldvrede.
Broers
Goud voor Ben Peterson (1950-) bij de licht zwaargewichten in het worstelen vrije stijl en zilver voor zijn broer John Peterson (1948-) bij de middelgewichten. Vier jaar later in Montreal wisselden ze van stek, goud voor John en zilver voor Ben.
Basketter werd politicus
Tom McMillen (1952-) won zilver met de Amerikaanse basketploeg. Nadat hij een jaartje bij het Italiaanse Sinudyne Bologna actief was speelde hij elf seizoenen in de NBA achtereenvolgens bij de Buffalo Braves, de New York Knicks, de Atlanta Hawks en de Washington Bullets. In 1986 werd hij voor de staat Maryland voor het Amerikaanse congres verkozen.
Zwemmen
In de Münchener Olympia-Schwimhalle zwommen 542 deelnemers uit 52 landen voor 29 Olympische titels. In totaal werden er 29 Olympische records verbeterd en 20 wereldrecords.
Bij het zwemmen was Mark Spitz (1950-) zonder twijfel de superstar. Zo maar eventjes zeven gouden medailles, met evenveel wereldrecords op de koop toe. Winst op 100 en 200m vrije slag, 100 en 200m vlinderslag, 4 x 100 en 4 x 200m vrije slag en 4 x 100m wisselslag. Het bracht zijn aantal Olympische overwinningen op negen, want vier jaar voordien in Mexico stond hij ook tweemaal op het hoogste schavotje, toen enkel met de estafetteploegen vrije slag. Al had hij voor die Spelen van Mexico brutaal voorspeld dat hij zes keer goud zou halen. Door zijn Joodse afkomst was hij verplicht om München te verlaten voor de slotceremonie, men had namelijk ontdekt dat ook hij één van de doelwitten van het massagraf was geweest. Na de Spelen van München stopte Spitz met competitie. In 1992 trachtte hij zich opnieuw te kwalificeren voor de Spelen van Barcelona, maar haalde hij de limiet niet.
Toen de Russische zwemmers hem vroegen waarom hij zijn snor liet staan, antwoordde Spitz met een binnenpretje dat hij door die haargroei sneller zwom, omdat de snor het water voor zijn mond opzij duwde. Het jaar nadien verschenen alle Russische zwemmers met snor op de startblokken.
De zestienjarige Amerikaan Rick DeMont (1956-) was de eerste zwemmer die op doping werd betrapt na zijn overwinning op 400m vrije slag. Men ontdekte sporen van efedrine in zijn urine, een product dat hij als astmapatiënt nodig had, maar de Amerikaanse medische staf had dat aan het IOC vergeten melden. DeMont was ook de uitgesproken favoriet op de 1.500m vrije slag, want datzelfde jaar had hij met een chrono van 15:52.91 het wereldrecord naar zich toegehaald maar omwille van de dopingperikelen werd hij uit competitie gezet. Het jaar nadien nam hij wraak, tijdens het eerste officiële WK in Belgrado haalde hij goud op de 400m vrije slag en met 3.58.18 verpulverde hij dat wereldrecord. Meteen was hij ook de eerste zwemmer die onder de vier minuten dook. In 2001 gaf het Amerikaans Olympisch Comité zijn blunder toe en vroeg het aan het IOC om DeMont in ere te herstellen. Wat prompt geweigerd werd. DeMont was op de Spelen van 2004 in Athene en die van 2008 in Bejing zwemcoach van het Zuidafrikaans team. Daarna ging hij de University of Arizona coachen.
Bij de vrouwen stal de 15-jarige Australische Shane Gould (1956-) alle harten met haar drie overwinningen: de 200 en 400m vrije slag plus de 200m wisselslag, telkens in een nieuw wereldrecord. Daar bovenop zilver in de 800m vrije slag en brons in het koninginnennummer. Tussen juli 1971 en januari 1972 eigende Gould zich de wereldrecords van alle vrije slag nummers toe: 100, 200, 400, 800 en 1500m. In München startte ze dan ook als torenhoog favoriete. De Amerikaanse zwemsters trachtten haar te imponeren met een T-shirt met de tekst
'All that glitters is not Gould'.
Bleek dus niet te helpen en onderstreepte daarentegen de supprematie van de Australische. Eén jaar later, op amper zestienjarige leeftijd verdween ze compleet uit de picture. En dat voor 25 jaar. Op een farm in West Australië voedde ze vier kinderen op, maar het publiek verwelkomde haar in 2000 als een heldin tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen van Sydney.
Sandra Neilson (1956-) klopte in de 100m vrije slag met een chrono van met 58.59 haar landgenote Shirley Babashoff (1957-) en topfavoriete Shane Gould (1956-). Nadien eigende ze zich ook nog eens goud toe in beide estafettes.
De 16-jarige Shirley Babashoff (1957-) van haar kant leek op weg naar een schitterende zwemcarrière. Ze zwom zes wereldrecords en werd in 1975 wereldkampioen over 200 en 400m vrije slag. De verwachte grote doorbraak kwam er echter niet tijdens de Spelen van 1976 in Montreal en daarvoor waren de Oost Duitse zwemsters verantwoordelijk. Babashoff moest zich met vier keer zilver tevreden stellen. Hoewel ze nooit individueel Olympisch goud won, wordt ze toch als één van de grootste zwemsters uit de geschiedenis beschouwd. Ze deinsde er niet voor terug om de Oost Duitse zwemsters openlijk van bedrog te beschuldigen, wat haar de bijnaam 'Surly Shirley' opleverde, vrij vertaald 'bitsige Shirley'. Later bleek dat die beschuldigingen terecht waren. Na haar Olympische optreden werd ze als alleenstaande moeder postbode in het Californische Orange County. Begin 2007 kwam ze plots opnieuw in het nieuws. Ze riep het Amerikaanse Olympisch Comité op om alle zwemsters die tussen 1970 en 1980 van Oost Duitse zwemsters verloren hadden alsnog met een gouden medaille te belonen. De maand voordien hadden 167 voormalige Oost Duitse atleten, waaronder heel wat zwemsters, via het Duitse gerecht een financiële compensatie bekomen voor hun gedwongen deelname aan het dopingprogramma van de DDR. Hierbij enkele van Babashoff’s uitspraken:
"Everyone should be compensated somewhat or just acknowledged."
"Even our own Olympic Committee should step up and have an event where they can invite those who are still alive and recognise them, perhaps with a commemorative medal … or at least say, 'We know that this had been had for you'"
"They should at least acknowledge the women. Some people want to think that the issue is over. From our side of it, the whole issue has been shoved under the carpet. I think it is sad."
"So many women deserved their medals. They were cheated out of their medals at the Olympics. We would like to get what we earned."
"We were going for the medals, not the cash. We were amateurs. We worked so hard. We earned it and it was stolen right in front of everyone's face and no-one did anything about it."
"It was like watching a bank robbery where they just let the crooks go and then say 'It's okay'."
En geef haar eens ongelijk. Het volledige artikel vind je hier: http://www.swimmingworldmagazine.com/lane9/news/13191.asp
Tijdens de 400 meter wisselslag tikten de Zweed Gunnar Larsson (1951-) en de Amerikaan Tim McKee (1953-) aan in exact dezelfde tijd. De gouden medaille werd met 2/1000ste verschil aan Larson toegekend. Het jaar nadien werd het bad tijdens een schoonmaakbeurt opnieuw gemeten en toen bleek de baan van de Zweed een paar millimeters korter. Daarop besloot de internationale zwemfederatie geen duizendsten van een seconde meer te gebruiken. Larssen won ook de 200m wisselslag in een nieuwe wereldrecord van 2:07.17. Een jaar later won hij op het eerste officiële WK in Belgrado de 200m wisselslag en tijdens het EK van 1971 won hij beide wisselslagnummers plus de 400m vrije slag en haalde hij zilver over de halve afstand.
Tim McKee (1953-) miste het goud dus met een nagellengte, al bleek later dat hij misschien gewonnen had. Daarnaast tikte de Amerikaan ook als tweede aan in de 400m wisselslag, opnieuw na die dekselse Larssen. Vier jaar later in Montréal weer eens zilver in de 400m wisselslag, dit keer na landgenoot Rod Strachan (1955-), die met 4:23.68 een nieuwe wereldtijd zwom. Het verschil tussen beiden was dit keer iets groter, McKee tikte aan na 4:24.62. Nadien studeerde Strachen af als Geneesheer Inwendige Ziekten. McKee van zijn kant was een geval apart. Waar praktisch alle zwemmers uiterst geconcentreerd en dikwijls met een handdoek over het hoofd naar de starblokken stapten, amuseerde hij de toeschouwers met clowneske streken. Ook van het inzwemmen voor de wedstrijden maakte hij een giller, door op de meest onmogelijke manieren te ‘zwemmen’, waarmee hij de lachers op zijn hand kreeg. Bovendien rookte hij als een Turk, wat hij met klem ontkende, maar zijn bruine vingers waren er de stille getuigen van. Tenslotte was hij een fuifnummer, een echte nachtbraker en dat iedere nacht opnieuw. Wel trainde hij als een bezetene, maar ’s nachts zette hij de bloemetjes buiten, zijn ploegmaats van de University of Florida kunnen het getuigen. Als zij zich ‘s morgens naar het zwembad sleepten, liet McKee eerst enkele meisjes uit zijn kamer glippen alvorens ook hij aan zijn lengtes begon. Als de anderen dan naar de les trokken, ging hij zijn slaap inhalen tot het tijd was voor de volgende trainingsronde.
Een nieuwe naam in het duiken bij de vrouwen: de 17-jarige Zweedse Ulrika Knape (1955-) won het torenspringen en haalde zilver op de 3m-plank. Nadien werd ze trainster van haar dochter Anna Lindberg (1981-), die deelnam aan de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008 maar niet verdere geraakte dan een vijfde plaats. Ook haar man Mathz Lindberg was actief in het schoonspringen.
De Italiaan Klaus Dibiasi (1947-) verlengde in München zijn titel op de toren.