1968 - Mexico
Mexico 1968
Voor het eerst stak een vrouwelijke atlete het Olympisch vuur aan, de Mexicaanse kampioene 80m horden Enriqueta Basilio (1948-), die nadien een grote rol zou gaan spelen in de Mexicaanse politiek en het Mexicaans sportleven.
De Olympische Zomerspelen van de XIXe Olympiade werden aan Mexico City toegekend, andere kandidaten waren Detroit, Buenos Aires en Lyon. Die toekenning zorgde voor het nodige tumult in de sportwereld, heel wat sportartsen en trainers vreesden dat de 2.240 meter boven de zeespiegel gelegen stad met 30% minder zuurstofconcentratie wel eens voor drama's zou kunnen zorgen.
De Zweed Onni Niskanen (1910-1984), trainer van Abebe Bikila (1932-1973) voorspelde zelfs dat er doden zouden vallen. Heel wat wetenschappers bogen zich daarom over het probleem van sportinspanningen op grote hoogte. Ze concludeerden dat de uithoudingsdisciplines niet normaal zouden verlopen door het zuurstofgebrek. De sprintnummers daarentegen waren gebaat met de lagere luchtweerstand. Uiteindelijk verliepen de Spelen zonder medische problemen.
Voor aanvang van de Spelen stelden studentenopstanden het repressieve klimaat in Mexico aan de kaak. De regering sloeg deze opstanden hardhandig neer met pantsers en geheime politie, wat tien dagen voor de Spelen tot het 'Bloedbad van Tlatelolco' leidde met 267 doden en meer dan duizend gewonden werden genoteerd.
Ook was er een protestbeweging van de zwarte Amerikaanse atleten tegen de rassendiscriminatie in eigen land , ze droegen daarom een badge met het opschrift 'Olympic Project for Human Rights'.
De openingsceremonie in het Olympisch Universitair Stadion werd bijgewoond door 80.000 toeschouwers.
Deelname van 5.516 atleten, 4.735 mannen en 781 vrouwen, uit 112 verschillende landen. 12 landen verschenen voor het eerst; Barbados, Belize, Guïnea, Honduras, de Maagdeneilanden, Koeweit, Nicaragua, Paraguay, Centraal-Afrikaanse Republiek, Salvador, Sierra Leone en Suriname.
De ijle lucht vanwege de grote hoogte zorgde bij de duursporters uit laaggelegen landen voor heel wat problemen. Hiervan profiteerden de Afrikaanse lopers optimaal, ze wonnen alle loopnummers vanaf de 1.500 meter. Omgekeerd werden dan weer alle records tot en met de 400m verbeterd, terwijl de langere afstanden de traagste aller tijden waren. In totaal noteerde men 38 Olympische en 34 wereldrecords.
Voor het eerst namen de atleten uit Oost- en West-Duitsland aan de Spelen deel als in aparte teams en werden ook de uitslagen apart genoteerd.
Helemaal anders
Met zijn spectaculaire 'Fosbury Flop' sprong de 21-jarige Amerikaan Dick Fosbury (1947-) over 2m24, waarmee hij niet alleen het hoogspringen won maar meteen ook een nieuw tijdperk inluidde. Bij aanvang van de competitie lachte de concurrentie zich een kriek om die rare springstijl, maar dat lachen verging vlug. Het enthousiasme voor de techniek kende zo’n vlucht, dat elke hoogspringer hem nadien gebruikte. Fosbury zelf vond dit overdreven:
“De techniek maakt maar tien procent uit van het resultaat, het is de sprongkracht die beslissend is.”
Na zijn sportcarrière leidde hij een teruggetrokken bestaan en woonde hij zelfs een tijdje in Nederland. In 1972 studeerde hij af als ingenieur en werd hij mede-eigenaar van een ingenieursbedrijf in Ketchum, Idaho. In maart 2008 vonden de artsen een lymfoom stadium 1. De tumor, die het onderste deel van zijn ruggengraat omgordde, kon chirurgisch niet helemaal verwijderd worden, omdat men voor een aantasting van het ruggenmerg vreesde. Na een chemokuur van een jaar werd Fosbury terug gezond verklaard.
Om ter verst
Bob Beamon (1946-) sprong 8m90 ver, een verbetering van het bestaande wereldrecord met 55cm. De sprong sloeg de officials met verbazing. Om helemaal zeker te zijn controleerden ze de elektronisch gemeten afstand ook nog eens manueel. Het record van de Amerikaan hield 23 jaar stand, tot landgenoot Mike Powell (1963-) in 1991 8m95 sprong. Eigenaardig genoeg ging Beamon nadien nooit nog verder dan 8m22. Het basketteam van de Phoenix Suns wierf hem aan als prof-speler en in 1972 studeerde hij aan de Adelphi University af als socioloog. Hij trok naar Mexico als atletiektrainer, baatte een tijdlang een discotheek uit, werd handelsvertegenwoordiger en trad voor TV op als showmaster. Tenslotte settelde hij zich in Chicago waar hij aan de lokale State University Associate Athletic Director werd.
Protest
De Amerikaanse sprinters Tommie Smith (1944-) en John Carlos (1945-), goud en brons op de 200m, staken op het erepodium tijdens het Amerikaanse volkslied met gebogen hoofd een zwart gehandschoende vuist in de lucht en droegen ook zwarte sokken. 'Black Power' op de Spelen.
"Als Olympisch winnaar beschouwt men ons als Amerikanen, anders beschimpt men ons als negers," luidde de verklaring achteraf.
Het voorval werd het tweetal niet in dank afgenomen en beiden werden uit het Olympisch dorp gezet. Wat overigens tot heel wat protest leidde omdat IOC voorzitter Avery Brundage (1887-1975) er in 1936 geen graten inzag dat de Duitsers de Hitlergroet brachten op het podium. Met een wereldrecord van 19,83 versloeg Smith de Australiër Peter Norman (1942-2006), die 20,06 afklokte en trainingsmaat John Carlos (1945-), die 20,10 nodig had. Na zijn atletiekloopbaan speelde Smith drie seizoenen bij het American Footballteam de Cincinnati Bengals. Later werd hij atletiekdirecteur aan het Oberlin College in Ohio, waar hij ook professor sociologie was. Daarna werd hij coach aan het Santa Monica College en kreeg hij voor zijn sportieve prestaties meerdere onderscheidingen. In 1978 werd hij opgenomen in de Hall of Fame en in 1996 in de California Black Sports Hall of Fame. In 1999 bekroonde men hem als 'Sportsman of the Millennium Award'. In 2000 en 2001 volgenden onderscheidingen van de stad Los Angeles en de staat Texas. In zijn sportieve loopbaan vestigde hij zeven individuele wereldrecords en was hij bij evenveel wereldrecords estafette betrokken. Zijn eerherstel werd compleet toen hij van de Peace Abbey in Sherborn, Massachusetts de Courage of Conscience Award kreeg. In 2005 werd op de campus van de San Jose University een standbeeld onthuld waarop hij samen met Carlos te zien is. In het Australische Newtown werd dan weer een muurschildering gemaakt van de foto hierboven, met als titel 'Three Proud People, Mexico, 1968'. Op 16 juli 2008 werden Carlos en Smith, omwille van hun groet met de Arthur Ashe Award for Courage bedacht.
De blanke Australiër Peter Norman (1942-2006), die zilver won, steunde het protest van beide Amerikanen en droeg op het podium een badge met het opschrift 'Olympic Project for Human Rights'. Norman werd hiervoor beboet, maar onderhield de jaren nadien contact met Smith en Carlos. Op 64-jarige leeftijd overleed hij aan een hartaanval, Smith en Carlos reisden naar Australië om hem een laatste groet te brengen en hielpen ook zijn doodskist dragen.
Ook John Carlos (1945-) werd na zijn atletiekloopbaan professioneel American Football speler. Hij speelde drie seizoenen voor achtereenvolgens de Philadelphia Eagles, de Montreal Alouettes en de Toronto Argonauts. Later werd hij atletiektrainer van de High School in Palm Springs. In 2003 werd ook hij opgenomen in de Hall-of-Fame van het USA Track & Field. Na zijn football carrière werkte hij voor het sportmerk Puma, werd hij lid van het Amerikaans Olympisch Comité en had hij ook een job in de stad Los Angeles. In 2008 kwam Carlos opnieuw in het nieuws met zijn deelname aan de Human Rights fakkelloop, die parallel met de Olympische fakkelloop naar Beijing verliep en die de mensenrechten in China aanklaagde.
Ook protest op het podium van de 400m. Winnaar Lee Evans (1947-), met Larry James (1947-2008) en Ron Freeman (1947-) op plaatsen twee en drie, protesteerden op hun manier met de zwarte baret van de Black Panther Party op het hoofd. Het wereldrecord van 43.86 dat Evans lukte hield liefst 24 jaar stand.
Op de slotdag hetzelfde scenario na de 4 x 400m. Met een chrono van 2.56.16 verpulverde Evans met zijn ploegmaats Vince Matthews (1947-), Ron Freeman (1947-) en Larry James (1947-2008) het wereldrecord en ook die besttijd hield 24 jaar stand. Ook nu weer beklommen ze het podium met die zwarte baret.
De oudste
Met zijn paard Mariano won Josef Neckermann (1912-1992) het dressuurnummer met het Duitse team en met zijn 56 jaar was hij de oudste winnaar. In die sporttak won hij 333 wedstrijden tussen 1956 en 1981 en zes Olympische medailles, waaronder twee gouden. In 1966 werd hij wereldkampioen en in 1970 vice wereldkampioen. In 1967 werd hij de eerste voorzitter van de ‘Stiftung Deutsche Sporthilfe’, die geld inzamelde voor sporters. Met succes overigens, toen Neckermann zich in 1988 terugtrok had zijn organisatie 16.500 atleten financieel geholpen voor een totaal bedrag van 230 miljoen Deutsche Mark, zo’n 115 miljoen Euro.
Daarnaast was hij ook een succesvol zakenman en zijn dochter Evi Pracht (1937-) trad in de voetsporen van haar vader toen ze in 1988 met de Canadese ploeg brons won op de Olympische Spelen van Seoel. Josef Neckermann stierf op 79-jarige leeftijd aan longkanker.
De Zwitser Louis Noverraz (1902-1972), die zilver won in het zeilen met de 5,5m, was met 66 jaar de oudste van alle deelnemers.
Ondanks galstenen toch goud
De Keniaan Kipchoge Keino (1940-) won de 1.500m en finishte als tweede in de 5.000m, ondanks een galsteencrisis. De 10.000m kon hij echter niet uitlopen omwille van de helse pijnen. Vier jaar later was hij de beste op de 3.000m steeple.
Voor het eerst
Voor het eerst geslachtstesten voor vrouwen.
Voor de eerste maal ook een tartanpiste.
Zowel manuele als elektronische tijdopnames, de elektronische waren de officiële.
De Poolse Eulalia Rolinska (1946-) en Gladys de Seminario Sr. (1937-) uit Peru waren de eerste vrouwelijke schutters. Op een totaal van 86 deelnemers werd Eulalia 22ste en Gladys 31ste. De dochter van Gladys, Gladys de Seminario Baldwin Jr (1966-) werd op de Spelen van 1984 eveneens voor het schieten geselecteerd.
Voor het eerst sedert 1928 geen hockeyfinale voor Indië.
De Amerikaan Jim Hines (1946-) won de 100m in een elektronisch gestopte 9,95. In die finale voor het eerst alleen zwarte atleten. De Jamaïcaan Lennox Miller (1946-2004) werd tweede, een andere Amerikaan Charlie Greene (1945-) derde. Op de slotdag liep Hines voor de tweede maal naar goud met de Amerikaanse ploeg 4 x 100m, bestaande uit Charlie Greene (1945-), Melvin Pender (1937-) en Ronnie Ray Smith (1949-2013) en met een chrono van 38,2 seconden voor de tweede maal ook een wereldrecord. Na de Olympische Spelen tekende Hines een profcontract bij het American Footballteam Miami Dolphins, in 1970 verhuisde hij naar de Kansas City Chiefs. Zijn wereldrecord op de 100 m hield 15 jaar stand, op 3 juli 1983 liep landgenoot Calvin Smith (1961-) 9,93.
Lennox Miller (1946-2004) vertegenwoordigde Jamaica tweemaal op Olympische Spelen. Na zijn studies tandheelkunde werkte hij 30 jaar lang als tandarts in Pasadena. Zijn dochter Inger Miller (1972-) won in 1996 goud met de Amerikaanse ploeg 4 x 100m op de Spelen van Atlanta en kroonde zich in 1999 tot wereldkampioene 200m. Lennox Miller stierf op 58-jarige leeftijd aan kanker.
De eerste Spelen met dopingcontroles en meteen ook prijs. De Zweed Hans-Gunnar Liljenwall (1941-) bleek overmatig …. alcohol gebruikt te hebben. Liljenwall haalde aan dat hij slechts twee biertjes had genuttigd om zijn zenuwen te kalmeren tijdens het pistoolschieten. Het mocht niet baten, samen met hem werd de hele Zweedse ploeg van de moderne vijfkamp gediskwalificeerd en moesten ze hun bronzen medaille inleveren.
Schermster Janice Romary (1927-2007) was de eerste vrouwelijke atlete die aan zes opeenvolgende Spelen deelnam, Londen 1948, Helsinki 1952, Melbourne 1956, Rome 1960, Tokio 1964 en Mexico 1968. Als blijk van waardering mocht zij als eerste vrouw tijdens de openingsceremonie de Amerikaanse vlag dragen. Spijtig genoeg haalde ze nooit een podium, haar sterkste prestaties waren de vierde plaats van 1952 en 1956. In de Verenigde Staten won ze wel tien nationale titels, die van 1959 moest ze wegens zwangerschap aan zich laten voorbijgaan. Samen met haar man startte ze na haar sportloopbaan een bedrijf voor waterzuivering en op 31 mei 2007 stierf ze aan complicaties van Alzheimer.
De Amerikaanse sprintster Wyomia Tyus (1945-) was de eerste vrouw die met succes haar Olympische titel van de 100m verdedigde. Ze werd in die discipline driemaal Amerikaans kampioene en ook wereldrecordhoudster. Op Olympische Spelen won ze driemaal goud en eenmaal zilver. Met een chrono van 11.2 verbeterde ze in de reeksen in Tokio het drie jaar oude wereldrecord van Wilma Rudolph (1940-1994). Tijdens de finale in Mexico vijzelde ze haar wereldrecord naar 11,0. Als slotloopster won ze de 4 x 100 m met haar teamgenotes Barbara Ferrell (1947-), Margaret Bailes (1951-) en Mildrette Netter (1948-) in een nieuwe wereldtijd van 42,8. Na de Olympische Spelen trok Tyus zich terug uit de topsport. In 1973 werd ze gevraagd voor de 60 yard sprint in de competitie van de Professional International Track Association. In dat eerste jaar na haar comeback won ze acht van de achttien wedstrijden. Het jaar daarop won ze de 22 wedstrijden waaraan ze deelnam. Ze werd trainster aan de Beverly Hills High School en was oprichtster van Women's Sports Foundation.
Eerste deelname van de Belg Jacques Rogge (1942-) aan de yachting, er zouden er nog twee volgen en later werd hij voorzitter van het IOC.
Vijf wereldrecords in één nummer
Het hink-stap-springen verliep ongelooflijk spannend, het acht jaar oude wereldrecord werd liefst vijfmaal verbeterd. De Italiaan Giuseppe Gentile (1943-) opende de dans met 17m10 in de kwalificaties en landde na 17m22 bij zijn eerste finalesprong. Viktor Sanyeyev (1945-) vijzelde het record naar 17m23 bij zijn derde poging. De Braziliaan Nélson Prudêncio (1944-2012) deed er in de vijfde doorgang nog vier centimeter bovenop, maar Viktor Sanyeyev (1945-) werd uiteindelijk winnaar met een laatste sprong van 17m39. De Oekraïner behoorde tot één van de beste hink-stap-springers uit de geschiedenis, zo werd hij driemaal achtereenvolgens Olympisch kampioen, achtmaal Europees kampioen en vestigde hij twee wereldrecords. Sanyeyev won goud op de Spelen van 1968, 1972 (waar hij het wereldrecord op 17m44 spijkerde) en 1976. In 1980 tijdens de Spelen van Munchen eindigde hij op de tweede plaats, achter de Est Jaak Uudmäe (1954-), die toen nog voor de Sovjet-Unie uitkwam. Sanyeyev werd na zijn zege bevorderd tot kolonel in het Russische leger, maar na de val van de Sovjet-Unie vluchtte naar Sydney.
Zweedse Familiekwesties
Met hun boot Wasa IV wonnen de Zweedse broers Ulf (1943-), Peter (1947-) en Jorgen Sundelin (1945-) goud in de yachting 5.5m klasse.
De broers Tomas (1947-), Erik (1944-), Gösta (1940-) en Sture Pettersson (1942-1983) haalden zilver in de 100km ploegentijdrit.
Zwanger? Wie? Ik?
De Nederlandse Lia Louer-Hinten (1942-) was kandidate voor een finaleplaats op de 400m, maar moest zich uit de Spelen terugtrekken toen ze tot haar grootste verrassing een aantal maanden zwanger bleek te zijn. In het centrum van Mexico voelde ze zich misselijk door de uitlaatgassen van de auto’s. Ze stapte naar de arts die haar het heugelijke nieuws meedeelde.
De meest succesvolle atleten
In de medaille stand klopten de Verenigde Staten met 107 stuks, waarvan 45 gouden, de Sovjet-Unie, die 91 plakken haalde, waarvan 29 gouden.
De Tsjechische turnster Vera Caslavska (1942-2016) won vier keer goud en tweemaal zilver. Omwille van de Sovjet invasie in haar land twee maanden voordien, had ze zich drie weken verstopt. In de finales slaagde ze erin om drie Russinnen het nakijken te geven, haar wraak voor de Praagse lente. Na haar zeges huwde ze haar landgenoot en afstandsloper Josef Odlozil (1938-1993), maar dat huwelijk hield niet stand.
De Japanse gymnast Akinori Nakayama (1943-) haalde vier keer goud en eenmaal zilver en brons. Vier jaar later in München voegde hij daar nog vier stuks aan toe, waaronder twee gouden. In 1970 kroonde hij zich in Lublijana ook viermaal tot wereldkampioen.
Vierde opeenvolgende discustitel voor de Amerikaan Al Oerter (1936-2007).
Gevangenis
De Ethiopiër Mamo Wolde (1932-2002) werd in 1993 gearresteerd voor zijn vermeend aandeel in de Red Terror. De winnaar van de marathon zou op bevel van de toenmalige dictator Mengistu Haile Mariam (1937-2013) executies hebben uitgevoerd. In 2002 kreeg Wolde zes jaar gevangenis, maar hij werd meteen weer vrijgelaten, omdat hij in afwachting van zijn proces reeds negen jaar vastzat. Enkele maanden na zijn vrijlating stierf Wolde aan een leveraandoening.
Belgische prestaties
Opnieuw zwakke Belgische prestaties, een zilveren en een bronzen medaille zijn er de stille getuigen van.
Gewichtheffer Serge Reding (1941-1975) haalde zilver bij de zwaargewichten, na de Rus Leonid Zhabotynskiy (1938-2016). Reding begon met gewichtheffen op 18-jarige leeftijd en woog toen al 90 kg, later zou dat tot 140 kg toenemen. Zijn eerste deelname aan het BK eindigde in mineur, hij werd laatste. Hij werd eenmaal wereldkampioen, vestigde zes wereldrecords en werd zesmaal kampioen van België. Tijdens het WK van 1974 in Manilla ontmoette hij een Filipijnse vrouw met wie hij een relatie begon, maar toen hij haar op 33-jarige leeftijd bezocht kreeg hij een fatale hartaanval. Meer dan veertig jaar na zijn dood staan de Belgische records in zijn gewichtsklasse nog steeds op zijn naam.
In het baanwielrennen werd het tandemnummer terug betwist, Daniel Goens (1948-) en Robert Van Lancker (1947-) haalden daarin brons.
Knieperikelen
Omwille van een knieblessure kon Gaston Roelants (1937-) zijn Olympische titel 3000m steeple niet verdedigen.
John Stephen Akhwari (1938-) eindigde op meer dan één uur van winnaar Wolde als laatste in de marathon. Niet eens het vermelden waard, ware het niet dat de Tanzaniaan na een valpartij finishte met een ontwrichte knie. Toen hem vroeg waarom hij had doorgelopen, antwoordde hij:
"Mijn land heeft me geen 6.000 km naar Mexico gestuurd om te starten, wel om te finishen”. En daarmee verdiende hij de titel 'a King without crown'.
Boksen
Bij de superzwaargewichten goud voor de Amerikaan George Foreman (1949-), die later tot een bokslegende uitgroeide. Van zijn 81 gebokste partijen als prof, won 'Big George' er 76, waarvan 68 met KO. Hij werd ook twee keer wereldkampioen. De meest legendarisch titelstrijd bokste hij in oktober 1974 tegen Muhammad Ali (1942-2016), dat gevecht ging de geschiedenis in als de 'Rumble In The Jungle'. Nadien werd hij een succesvol zakenman, maar was hij ook actief als evangelist en predikant.
Ideaal voor sprinters
De sprinters profiteerden in Mexico van de voor hen ideale omstandigheden. Het wekte dan ook geen verbazing dat heel wat records sneuvelden: Jim Hines (1946-) won de 100m in 9.95, Tommie Smith (1944-) de 200m in 19.83, Lee Evans (1947-) de 400m in 43.86 en Dave Hemery (1944-) de 400m horden in 48.1. Daar bovenop kwamen ook nog eens alle estafetterecords.
Zwemmen
In 29 nummers vochten 468 zwemmers uit 51 landen om de Olympische titels. De Verenigde Staten wonnen 52 van de 87 medailles, waarvan 21 gouden.
Met goud in de 200, 400 en 800m vrije slag werd Debbie Meyer (1952-) de eerste zwemster die drie individuele titels won op dezelfde Spelen. Elke wedstrijd werd met groot verschil gewonnen, ondanks een zwaar ongestelde maag. Tussen 1967 en 1970 verbeterde ze vijftien wereldrecords: eentje op de 200m, vijf op 400m, vijf op 800m en vier op 1.500m vrije slag. Ze was astma-patiënte, maar dat belette haar niet om tijdens haar carrière twintig wereldrecords te zwemmen. Toen ze na het seizoen 1972 met competitie stopte opende ze een zwemschool in Carmichael, Californië.
Het zwemstadion ging uit de bol toen thuiszwemmer Felipe Munoz (1951-) tot ieders verrassing de 200m schoolslag won.
De Amerikaan Charles Hickcox (1947–2010) won goud in beide wisselslagnummers en in de estafette 4 x 100m wisselslag en zilver op de 100m rugslag. Tussen 1967 en 1968 bereikte hij zijn hoogtepunt met acht wereldrecords op 16 maanden tijd. Hij trouwde met schoonspringster Lesley Bush (1947-), die in Tokio 1964 het torenspringen had gewonnen. Het koppel scheidde enkel jaren later en in juni 2010 stierf Hickcox aan kanker.
De Australiër Mike Wenden (1949-) won de 100 en 200m vrije slag. Zeker geen stijlvolle zwemmer, wel een vechtertje dat er vanaf het startschot invloog. In het koninginnennummer brak hij ook het wereldrecord en hield hij Don Schollander (1946-) en een zekere Mark Spitz (1950-) achter zich. In de estafettes veroverde hij met zijn teammaats zilver en brons. Wenden had wel heel wat hoogteproblemen in Mexico, zijn hart pompte twee weken lang zo snel dat hij moeite had bij het zwemmen en praktisch niet kon slapen. Na de finale van de 200 m vrije slag verloor hij het bewustzijn en zonk hij naar de bodem van het bad. Teammaat Bob Windle (1944-) haalde hem terug boven.
Oost-Duitser Roland Matthes (1950-) won beide rugnummers, de eerste twee van een reeks van acht olympische medailles. Hij wordt beschouwd als één der beste rugslagzwemmers aller tijden, zijn bijnaam was dan ook de 'Rolls Royce van het Zwemmen'. Tussen 1967 en 1974 kon niemand hem kloppen, hij zwom 21 wereldrecords en voegde aan zijn Olympisch goud ook drie wereld- en vier Europese titels toe.
"Hij lag niet in het water, maar op het water," analyseerde een expert de bijzonder fraaie zwemstijl van Matthes.
Bovendien kon hij beide benen 90 cm uit elkaar bewegen, en dat deed niemand hem na. Vier jaar later in München was hij samen met Mark Spitz (1950-) de vedette van het zwembad. Na de Spelen van 1976 stopte hij met zwemmen, datzelfde jaar trouwde hij die andere zwemlegende Kornelia Ender (1958-), maar zes jaar later scheidde het koppel. Het uithangbord van de DDR verdween in de anonimiteit, de Oostduitse propagandamachine nam hem zijn scheiding bijzonder kwalijk en vooral het feit dat hij niet volgzaam was, goot uiteraard olie op het vuur. Men dreigde hem uit zijn geneeskundestudies te schrappen en hij vloog uit het huis dat de staat hem na zijn overwinningen geschonken had. Matthes viel in een zwart gat dat tot de val van de muur duurde. Zelfs de massa keerde zich tegen hem, ze strooiden scherven op de oprit van zijn garage en terroriseerden hem als hij ging tanken. Hij kreeg zelfs het verwijt naar het hoofd geslingerd dat hij een gepriviligeerde was van President Erich Honecker (1912-1994). In 1989 verhuisde hij naar het Westen, waar hij afstudeerde als arts en zich specialiseerde als orthopedisch chirurg.
De Nederlandse Ada Kok (1947-) won de 200m vlinderslag. Vlak voor die finale was ze zo verkrampt dat ze de rits van haar trainingsbroek niet open kreeg, een official hielp haar dan maar. Tussen 1963 en 1967 brak ze negen wereldrecords over 100 en 200m vlinderslag.
De Italiaan Klaus Dibiasi (1947-) won goud in het torenspringen en doorbrak daarmee de Amerikaanse hegemonie. In 1964 had hij al zilver grhaald, de drie daaropvolgende Olympiades was hij echter de beste. Dibiasi werd in Oostenrijk geboren uit Italiaanse ouders, zijn vader Carlo Dibiasi (1909-1984) was ook zijn coach en had in 1936 zelf aan de duikdiscipline deelgenomen op de Spelen van Berlijn. Klaus Dibiasi werd na zijn sportcarrière eveneens trainer.