1964 - Tokio
Tokio 1964
Het Olympisch vuur werd aangestoken door Yoshinori Sakaï (1945-2014), de nationale Universitair kampioen 400m. Hij werd in Hiroshima geboren op 6 augustus 1945, de dag waarop de eerste atoombom viel. Na 1968 werkte Sakaï als sportjournalist bij Fuji TV.
Japan was het eerste Aziatische land dat de Spelen mocht verwelkomen.
Het land spendeerde zo’n drie miljard Dollar voor de heropbouw van Tokio, waardoor de stad na aardbevingen en de bombardementen van Wereldoorlog II een nieuw leven kreeg.
De Olympische vlag werd op een 15m21 hoge vlaggenmast gehesen, exact de lengte waarmee Mikio Oda (1905-1998) in 1928 het hink-stap-springen won op de Spelen van Amsterdam en daarmee de eerste Japanse winnaar werd.
Nog voor de start van de Spelen opnieuw de nodige politieke controverses. Zuid-Afrika werd uitgesloten omdat drie van haar functionarissen de apartheidspolitiek verdedigden. Ook Indonesië, Noord-Korea en Noord-Vietnam moesten toekijken. Omdat Formosa deelnam kwam China opnieuw niet opdagen. Sedert de bouw van de muur in 1961 trachtte de DDR als land erkend te worden, in Tokio mochten ze als onafhankelijke natie aantreden maar hun medaille oogst werd bij West Duitsland geteld.
In totaal werden 25 Olympische en wereldrecords verbeterd.
Een nek aan nek race voor de meeste medailles tussen de USA en de USSR, de Sovjets wonnen de meeste, de Amerikanen de meeste gouden.
Vernederd
Omdat ze in 1963 als eerste vrouw de speer over zestig meter had geworpen, was de Russische Elvira Ozolina (1939-) de grote favoriete in Tokio. De winnares van vier jaar voordien in Rome eindigde echter vijfde en was hierdoor zo vernederd dat ze haar hoofd volledig kaal schoor en zelfs weigerde om een pruik of hoed te dragen.
Van sport naar politiek
Bill Bradley (1943-) won goud met het Amerikaanse basketteam, waarna hij in de NBA tien seizoenen voor de New York Knicks speelde. In 1978 werd hij echter verkozen voor het Huis van Afgevaardigden en later schopte hij het zelfs tot senator voor de staat New Jersey. In 2000 deed hij een gooi naar het presidentschap van de Verenigde Staten, maar dat lukte niet.
Ben 'Nighthorse' Campbell (1933-) was kapitein van de Amerikaanse judoploeg, hijzelf eindigde zesde in de open categorie. Hij was van Indiaanse afkomst en werd in 1986 verkozen voor het huis van Afgevaardigden. Zes jaar later werd hij senator van de staat Colorado.
Pas later bekend
In het boksen ging de titel bij de zwaargewichten naar de Amerikaan Joe Frazier (1944-2011), die het later tijdens zijn profcarrière driemaal tegen Mohammed Ali (1942-2016) opnam en zelfs een keer won. Van zijn 37 prof-wedstrijden won hij er 32, waarvan 27 met KO. In 1970 kroonde hij zich tot wereldkampioen nadat hij landgenoot Jimmy Ellis (1940-2014) in het beslissende gevecht versloeg. Het jaar nadien verdedigde hij zijn titel met succes in ‘the fight of the century’, toen hij Mohamed Ali in de achtste ronde KO mepte. Twee jaar later verloor hij zijn kroon aan George Foreman (1949-).
Verkeerde geraakt
De Spaanse pluimgewicht Valentin Loren (1946-) werd wegens herhaaldelijk vastklampen gediskwalificeerd, waarop hij doodleuk de scheidsrechter naar het canvas klopte. Hij werd levenslang geschorst.
Onverwacht
Totaal onverwacht won de Amerikaan Billy Mills (1938-) de 10.000m. De sponsor van de Amerikaanse ploeg had hem zelfs geen schoenen ter beschikking gesteld, want die waren enkel voor 'potentiële winnaars'. Bovendien mocht hij na aankomst geen ereronde afleggen, omdat andere lopers hun wedstrijd nog niet beëindigd hadden. Op de slotdag van de Spelen finishte hij ook nog eens als veertiende in de marathon.
De Britse Ann Packer (1942-) vertrok als grote favoriete op de 400m. De Australische Betty Cuthbert (1938-2017) stak daar echter een stokje voor en Packer moest zich tevreden stellen met zilver. Ze stond ook ingeschreven voor de 800m, die ze slechts eenmaal had gelopen. Maar door haar verlies was ze zo teleurgesteld dat ze besliste om aan dat nummer te verzaken, in plaats daarvan ging ze winkelen in de straten van Tokio. Toen haar verloofde Robbie Brightwell (1939-) als favoriet zelfs het podium van de 400m niet haalde, besliste ze om die 800m toch te lopen. Met succes, want tot ieders verbazing haalde ze goud. Verloofde Brightwell werd later eveneens beloond, want hij haalde zilver met de estafette 4 x 400m.
Onder de tien
Ondanks hij een paar schoenen moest lenen en in de slechte baan 1 liep, won Bob Hayes (1942-2002) de 100m en verbeterde hij met 9.9 ook het eigen wereldrecord. Door te veel rugwind kon de chrono niet erkend worden. Dank zij ‘Bullet Bob’ haalden de Amerikanen vervolgens ook goud in de 4 x 100m. Bij de laatste stokwissel lag Hayes nog in vijfde positie, maar in die laatste rechte lijn klokte hij af in 8.5, de snelst gelopen chrono ooit. Het leverde de Yankees een nieuw wereldrecord op, maar het was meteen ook het einde van de atletiekcarrière van Hayes. Eind 1964 tekende hij een profcontract bij het footballteam van de Dallas Cowboys. De twee daaropvolgende jaren liet hij de meeste touch downs optekenen, niemand kon hem immers bijhouden. In 1971 won hij met dat team de zo gegeerde Super Bowl, het nationaal kampioenschap zeg maar.
Sprintnummer?
In het sprintnummer op de wielerbaan vestigden de Italiaan Giovanni Pettenella (1943-2010) en de Fransman Pierre Trentin (1944-) een Olympisch record met een surplace van 22 minuten.
Eindelijk
Het Hongaarse pluimgewicht Imre Polyák (1932-2010) had in de Grieks-Romeinse worstelen zilver gewonnen op de Spelen van 1952, 1956 en 1960. Nu in Tokio werd het goud. In 1955, 1958 en 1962 kroonde hij zich ook tot wereldkampioen.
Nipt, heel nipt
In de 195 km lange wegrit finishte Sture Petterson (1952-1983) amper 16/100ste na de Italiaanse winnaar Mario Zanin (1940-) (foto). Spijtig genoeg voor de Zweed haalde hij daarmee de 52ste plaats. De Belg Walter Godefroot (1943-) kreeg brons, de Deen Kjell Rodian (1942-2007) zilver.
Voor het eerst
Voor het eerst werden de televisiebeelden via satelliet overgedragen.
Fairplay prijs
Die eerste fairplay prijs ging naar de Zweedse broers Lars Kall (1933-2009) en Stig Kall (1938-), die in de zeilregatta hun eerste plaats opofferden om hun twee gekapseiste Australische concurrenten John Dawe (1928-2013) en Ian Winter (1941-) te redden. Toppunt van al, na de volledige competitie eindigden de Aussies veertiende, de Zweden achttiende.
Huwelijk in Olympisch dorp
De Bulgaarse verspringster Diana Yorgova (1942-) en de Bulgaarse gymnast Nikola Prodanov (1940-) waren de eerste atleten die in het Olympisch dorp trouwden.
Judo
Voor het eerst judo op de Spelen met een groot succes van de thuisatleten. Bij de mannen drie titels voor het land van de Rijzende Zon. Enkel Anton Geesink (1934-2010) kwam roet in het eten strooien, in de Open categorie vloerde de Nederlandse reus thuisspeler Akio Kaminaga (1936-1993) en dat verlies kwam bij het publiek hard aan. Buiten 21 Europese judotitels won Geesink ook drie Nederlandse titels in het Grieks-Romeins worstelen. In 1986 kreeg hij als eerste Europeaan de negende en in 1997 zelfs de tiende. Daarmee was hij één van de achttien judoka’s die ooit daarin slaagden. Vanaf 1987 maakte hij deel uit van het Olympisch Comité, waar op zijn voorstel beslist werd dat beide judoka's in een blauw en wit tenue moesten strijden, om het onderscheid voor de toeschouwers makkelijk te kunnen maken. In 1999 kwam hij in nauwe schoentjes toen de organisatoren van de Winterspelen in Salt Lake City 5.000 dollar op de rekening van de ‘Vrienden van Anton Geesink’ stortten. Geesink kwam er met een berisping vanaf omdat hij als verdediging had aangevoerd dat hij het geld zelf nooit gezien had en dat het een vergoeding was voor gemaakte onkosten.
Volley voor vrouwen
Voor het eerst ook volleybal voor vrouwen met een Japanse overwinning als bekroning. Na deze winst werd de 31-jarige kapitein Masae Kasai (1933-2013) door de Japanse premier Eisaku Sato (1901-1975) uitgenodigd. Tijdens deze ontmoeting bekende Kasai dat ze door de ontzettend zware voorbereiding op de Olympiade geen kans had gezien om een geschikte man te vinden en dus nooit aan trouwen was toegekomen. Premier Sato stond erop om haar een helpend handje toe te steken en organiseerde een ontmoeting met Kazuo Nakamura, waarmee ze nadien ook huwde. Na haar sportieve carrière werd ze de succesvolle trainster van het nationale team, waarmee ze 175 opeenvolgende overwinningen behaalde. Hoogtepunt was het WK in Moskou waar de Japanse vrouwen de Sovjet Unie van de troon stootten.
Ongeslagen
Regerend wereldkampioen Osamu Watanabe (1940-) won het worstelen vrije stijl zonder een puntje te verliezen en was daarmee de enige Olympisch kampioen die nooit verslagen werd. De 189-0 eindscore sprak voor zich, bovendien stond de Japanner alles samen amper tien minuten op het canvas.
Vijfkamp
De vijfkamp voor vrouwen stond eveneens voor het eerst op het programma. Die eerste titel ging met een nieuw wereldrecord van 5.246 punten naar de Russische Irena Press (1939-2004), waarmee ze de Britse Mary Rand (1940-) 200 punten voor bleef en de andere Russische Galina Bystrova (1934-1999) 350 punten aan het been lapte.
Irena Press had vier jaar voordien al de 80m horden gewonnen en was de jongere zus van Tamara Press (1937-), die in Tokio goud haalde in het discuswerpen en het kogelstoten, nadat ze vier jaar voordien zilver won in het discus en goud met de kogel
Beide zussen werden door hun concurrenten met een scheef oog bekeken, sommigen noemden hen zelfs de ‘Press Brothers’. Toen de geslachtstesten werden ingevoerd in 1968 verdwenen de twee plots van het sporttoneel, wat voor velen een bekentenis was. Irina ging als officier bij de grenstroepen van de KGB werken, Tamara schreef heel wat boeken over sport.
Eerste dubbel
Als eerste ooit verlengde Abebe Bikila (1932-1973) zijn marathontitel en dat zes weken nadat de Ethiopiër geopereerd was van appendicitis. In tegenstelling tot Rome liep hij nu wel met sportschoenen.
Gouden Belgen
Belgisch goud voor Gaston Roelants (1937-) in de 3000m steeple, een afstand die hij nog jaren zou domineren.
Tweede Belgisch goud voor wielrenner Patrick Sercu (1944-) in de sprint.
In de wegwedstrijd finishte Walter Godefroot (1943-) als derde, goed voor brons.
De meest succesvolle atleten
In de atletieknummers oppermachtige Amerikanen, zij wonnen de helft van de 24 nummers.
De Hongaarse schermster Uljaky-Rejto Ildiko (1937-) werd doof geboren. Het belette haar niet om op vijf opeenvolgende Olympische Spelen zeven medailles te halen, waaronder een eerste gouden in Tokio. Op 15-jarige leeftijd begon ze met schermen, via geschreven instructies communiceerde de coach met haar, die ze tussen twee trainingssessies aandachtig las.
Turnster Larissa Latynina (1934-) won haar derde opeenvolgend goud in het bodemturnen. De Russische haalde bij dit afscheid nog zes andere medailles, waardoor ze na haar carrière negen gouden, vijf zilveren en vier bronzen plakken kon voorleggen.
Een nieuwe ster aan het turnfirmament, Vera Cáslavská (1942-2016) won drie gouden en één zilveren medaille. Later breidde de Tsjechische haar oogst uit naar elf stuks, waaronder zeven gouden en vier zilveren. Vier jaar later baarde ze opzien toen ze tijdens de medaille-uitreiking in Mexico ostentatief haar hoofd keerde bij het weerklinken van het Russische volkslied voor winnares Natalia Kuchinskaya (1949-). Haar manier van protesteren dat die Russische overwinning gestolen was.
Na de Spelen van 1968 in Mexico trouwde ze voor 10.000 nieuwsgierige toeschouwers met lange afstandsloper Josef Odložil (1938-1993), die in Tokio zilver haalde op de 1.500m. In 1965 brak Odložil het wereldrecord van de 2.000m. Samen kregen ze een zoon, Martin, en een dochter, Radka. In 1987 scheidde het koppel. In 1993 kreeg zoon Martin ruzie met zijn vader in een restaurant en sloeg hij hem met een ketting voor het hoofd. Josef Odložil viel op de grond, raakte in coma en overleed twee maanden later.
De Amerikaan Al Oerter (1936-2007) haalde in het discuswerpen een derde opeenvolgende titel en dat ondanks heel wat problemen. Een verschoven halswervel verstoorde zijn voorbereiding op de Spelen. Een afgescheurd stukje kraakbeen in de buurt van zijn ribben bracht hem een week voor de kwalificatie nog meer in de problemen. Bovendien ging hij in Tokio onderuit in een door de regen nat geworden discusring. Volgens de artsen zou het zes weken duren vooraleer Oerter opnieuw kon werpen, hijzelf dacht er echter anders over. Hij slikte pijnstillers en slaaptabletten zoals anderen snoepjes. Zwaar ingetapet en herhaaldelijk met ijs gekoeld om inwendige bloedingen te voorkomen, zette hij aan voor de competitie. Nadat hij bij de eerste trainingsworp nog dubbel klapte van de pijn, verbeterde hij tijdens de kwalificaties zijn olympisch record van Rome met een worp van 60m54. In de finale gooide hij nog verder bij zijn vijfde poging, die 61m00 was meteen ook een nieuw wereldrecord. Vier jaar later voegde hij daar een vierde gouden plak aan toe. Na die Spelen van Mexico stopte Oerter met discuswerpen, maar in 1977 begon hij opnieuw te trainen in de hoop om in 1980 in Moskou een vijfde keer goud te winnen. Hij kwalificeerde zich voor die Spelen maar de Amerikaanse boycot hield hem thuis. Oerter, die sedert zijn jeugd last had van hoge bloeddruk, kreeg in 2003 en hartstilstand waarvan hij herstelde. De harttransplantatie die cardiologen hadden aangeraden wees hij af.
"Ik heb een interessant leven geleid en zal eruit stappen met wat ik bezit", was zijn commentaar.
Tijdens het herstel legde hij zich toe op schilderkunst en werd hij één van de scheppers van 'Art of the Olympians', een organisatie die de werken van veertien Olympische veteranen verzamelde, onder andere die van verspringer Bob Beamon (1946-), rodelster Cammy Myler (1968-) en zwemster Shane Gould (1956-). De tentoonstelling trok naar New York en vond nadien een permanent onderkomen in Fort Myers, Florida. Al Oerter overleed op 1 oktober 2007 aan de gevolgen van zijn hartaandoening.
De Hongaarse waterpolospeler Dezso Gyarmati (1927-2013) won een vijfde medaille op rij, dit keer was het zijn derde gouden.
Nieuw-Zeelander Peter Snell (1938-) lukte de dubbelslag 800 en 1.500m, nadat hij vier jaar voordien in Rome ook al goud had veroverd door Roger Moens (1930-) in de 800m te verslaan .
De Russische roeier Vyacheslav Ivanov (1938-) won het skiff-nummer voor de derde opeenvolgende keer. Zijn eerste goud uit 1956 was hij echter kwijtgespeeld. Letterlijk dan, hij vierde die eerste medaille zo uitbundig dat ze hem uit handen vloog recht het water in. Ivanov dook het kleinood nog na, maar vond het niet meer terug op de bodem van het meer. Het IOC bood hem een replica aan.
Zwemmen
In Tokio streden 405 deelnemers uit 42 verschillende landen om achttien zwemtitels, tien bij de mannen en acht bij de vrouwen. Bij de mannen stond de 4 x 100m vrije slag en de 400m wisselslag voor het eerst op het programma, bij de vrouwen de 400m wisselslag. Zeven van de tien medailles bij de mannen werden door de Verenigde Staten gewonnen.
Don Schollander (1946-) was de eerste zwemmer die vier gouden medailles veroverde. Hij won de 100 en 400m vrije slag, en finishte met zijn ploegmaats als eerste in de 4 x 100 en 4 x 200m vrije slag. De 18-jarige Amerikaan blonk vooral uit door zijn soepele stijl en krachtige beenslag. Vier jaar later in Mexico tikte Schollander aan als tweede in de 200m vrije slag, die toen voor het eerst op het programma stond en won hij met de Amerikaanse estafetteploeg goud op de 4 x 200m vrije slag. Na zijn sportloopbaan schreef hij twee boeken ‘Deep Water’ en ‘Inside swimming’, waarbij hij het zwemwereldje achter de schermen beschreef. Hij vestigde zich met zijn vrouw en drie zonen in Lake Oswego in de staat Oregon, waar hij een vastgoedbedrijf leidde.
Miniem verschil
In de 100m vrije slag werd het brons aan Hans-Joachim Klein (1942-) toegekend, die 1/1000ste van een seconde eerder aantikte dan de Amerikaan Gary Ilman (1943-). Klein haalde met de Duitse ploeg nadien nog zilver in de drie estafettenummers.
Zwemles voor de Paus
De Australiër Kevin Berry (1945-2006) was net vijftien geworden, toen hij in 1960 in Rome voor het eerst op Olympische startblokken stond. Een zesde plaats was toen zijn deel. Hij werd ontvangen door de Paus en prompt bood hij de heilige vader zwemlessen aan. De jaren nadien ontplooide hij zich tot ‘s werelds mooiste vlinderslagzwemmer, en eigende hij zich drie van de vier erkende wereldrecords toe. In die periode brak hij liefst twaalf wereldtijden. Sommigen dachten dat hij in Tokio op de terugweg was, maar dat zette hij eventjes recht door de 200m vlinderslag te winnen in 2.06.6, een nieuwe wereldrecord en meteen ook zijn vijfde verbetering over de afstand. In de 4 x 100m wisselslag hielp hij zijn ploegmaats aan brons.
Appendix moest wachten
De nacht voor de finale van de 400m wisselslag kreeg de de 17-jarige wereldrecordhouder Dick Roth (1947-) een aanval van acute appendicitis, maar de Amerikaan weigerde de operatie. Hij drong aan om de ingreep tot na de wedstrijd uit te stellen en zijn moed werd met goud beloond en een wereldrecord bovenop: 4.45.4. Het hele podium nadien leek een grote ziekenboeg, de Amerikaan Roy Saari (1945-2008), die zilver haalde verscheen met zware griep aan de start en de Duitse ex wereldrecordhouder Gerhard Hetz (1942-2012) zwom met een longontsteking naar brons. Eigenaardig genoeg kapte Dick Roth met zwemmen toen hij net 19 was geworden, en dat na twee wereldrecords, zeven Amerikaanse besttijden en twaalf nationale titels.
Sterk maar stout
Bij de vrouwen zorgde de Australische Dawn Fraser (1937-) met haar de derde opeenvolgend goud op de 100m vrije slag voor een unieke prestatie. Noemenswaardig was dat ze het jaar voor de Spelen een auto ongeval had waarbij haar moeder stierf en zijzelf omwille van een ruggegraatletsel tot drie maanden voor de Spelen nog een korset moest dragen. Haar kwajongensstreken nekten haar echter. In Tokio klom ze aan het keizerlijk paleis in een mast om er een Olympische vlag te stelen. Bovendien droeg ze tijdens de wedstrijden een oud badpak dat niet van de sponsor kwam. De Australische zwembond schorste haar voor tien jaar. Toen dat nadien verminderd werd naar vier jaar bracht ze de moed niet meer op om die loodzware trainingen te hervatten. Inmiddels was ze ook in de politiek gestapt en haar eerherstel kreeg ze tijdens de Olympische Spelen van 2000 in Sydney. Fraser liep tijdens de openingsceremonie met de olympische fakkel het stadion binnen.
Wereldtop
De vrouwenfinale 100m rug was er eentje om van te snoepen, zes van de acht zwemsters hadden immers ooit het wereldrecord in handen. De 16-jarige Amerikaanse Cathy Ferguson (1948-) won deze elite race in de nieuwe wereldtijd van 1.07.7, voor de beeldschone 16-jarige Française Kiki Caron (1948-), de 17-jarige Amerikaanse Ginni Duenkel (1947-), die de 400m vrij al had gewonnen, de 20-jarige Japanse Satoko Tanaka (1942-), de 17-jarige Britse Linda Ludgrove (1947-) en de 17-jarige Britse Jill Norfolk (1947-).
Christine ‘Kiki’ Caron werd 29 keer kampioen van Frankrijk en trad in 1968 op in de film ‘La Piscine’ van de Franse cineast Jacques Deray (1929-2003). Na haar sportcarrière probeerde ze het eerst als zangeres, daarna als filmactrice in de film ‘Le Lys de la mer’ en zelfs als piloot in een paar autoraces. Vervolgens verkocht ze sauna’s en zwembaden. In 2006 kwam haar autobiografie uit, waarvoor Johnny Haliday (1943-) het voorwoord schreef. Ze kreeg de medaille voor Nationale Verdienste opgespeld, werd geridderd tot Chevalier de la Légion d’Honneur en kreeg in 1985 de Olympische Onderscheiding van Verdienste.
Met 14 jaar was Donna de Varona (1947-) in 1960 de jongste deelneemster in Rome, zij hielp de Amerikanen goud winnen op de 4 x 100m vrije slag. In Tokio groeide ze uit tot een heuse vedette, de vier jaar voordien had ze achttien wereldrecords laten optekenen. Opnieuw goud in de 4 x 100m vrije slag en hetzelfde eremetaal in de 400m wisselslag. Het leverde haar covers op in meerdere Amerikaanse magazines en TV zender ABC bood haar in 1965 een contract aan als verslaggeefster voor zwemwedstrijden. Enkele jaren later kaapte NBC haar weg bij de concurrentie en in 1968 was ze de eerste vrouwelijke reporter die Olympische Spelen versloeg, wat ze in 1972 en 1976 nog eens overdeed.
De Duitse Ingrid Krämer (1943-) hernieuwde haar titel op de 3m plank.
Bij de mannen voor de tiende opeenvolgende keer goud en zilver voor de Amerikanen op de 3 meter plank. Met nog twee sprongen voor de boeg, leidde Frank Gorman (1937-) met een schijnbaar niet in te halen voorsprong. Maar de Amerikaan miste zijn negende sprong compleet, waardoor hij terugzakte naar plaats twee. Hoewel hij bij zijn tiende poging bijna het maximum der punten kreeg, volstond dit niet voor het goud.
Winnaar werd landgenoot Ken Sitzberger (1945–1984), die later met Jeanne Collier (1946-) trouwde, in Tokio zilver in datzelfde nummer. Sitzberger stierf een mysterieuze dood. Hij werd bewusteloos een hospitaal binnengebracht waar hij kort daarna aan een hersenbloeding overleed. Zijn vrouw verklaarde dat hij tijdens een nieuwjaarsparty met het hoofd op tafel was gevallen en zou over hoofdpijn geklaagd hebben alvorens het bewustzijn te verliezen. De politie rapporteerde nochtans dat Sitzberger, die deeltijds voor TV zender ABC werkte, tijdens die party tot tweemaal toe ruzie kreeg met verschillende mannen. Bij dat tweede gevecht zou hij zijn hoofd gestoten hebben.
De bronzen medaille ging naar de derde Amerikaan Larry Andreasen (1945-1990), die 24 jaar later met een ongewone stunt in het nieuws kwam. In Long Beach, Californië dook hij van de 48.5 meter hoge Gerald Desmond brug, waarmee hij het wereldhoogterecord wilde verbeteren. Spijtig genoeg voor hem stond dat record op 53 meter en werd hij bovendien gearresteerd. Nadien trachtte hij meerdere malen het record alsnog te breken, maar telkens weer vatte de politie hem bij de kraag. Op 26 oktober 1990 dook hij tenslotte toch van de 117 meter hoge Vincent Thomas bridge in Los Angeles, maar enkele uren nadien werd zijn lijk drijvend op het water gevonden.