1936 - Berlijn

Berlijn 1936

In 1931 besliste het IOC om de Spelen van 1936 in de Duitse hoofdstad Berlijn te laten doorgaan. Na de machtsgreep van Adolf Hitler (1889-1945) in 1933 werd de Olympiade echter een politieke aangelegenheid, Hitler beschouwde het gebeuren immers als 'zijn' Spelen en wilde via het evenement propaganda maken voor zijn regime. Heel wat prominente politici en organisaties riepen dan ook op voor een boycot, anderen vroegen dan weer om de Spelen te verhuizen. Een van de grootste tegenstanders was de Amerikaan Ernest Lee Jahncke (1877-1960), de zoon van een Duitse immigrant, die lid was van het IOC. Hij schreef een brief naar Henri de Baillet-Latour (1876-1972), de Belgische voorzitter van het IOC, waarin hij stelde:

"Noch de Amerikanen, noch de vertegenwoordigers van andere landen kunnen aan de Spelen in Nazi Duitsland deelnemen zonder minstens hun misprijzen te uiten voor de minachting van fairplay door de Nazi's en hun smerige exploitatie van de Spelen."

In juli 1936 gooide het IOC hem aan de deur, hij werd opgevolgd door Avery Brundage (1887-1975). Die trok naar Berlijn om de situatie ter plaatse in te schatten en de bedreiging voor de Joden te onderzoeken. Bij zijn terugkomst rapporteerde hij:

"Op papier kreeg ik de positieve verzekering dat er geen discriminatie ten opzichte van Joden zal zijn. Meer kan je niet vragen en ik denk dat aan deze garantie voldaan zal worden."

 

Tijdens de Spelen werd een aantal recordhoudende Duitse atleten uit de competitie geweerd, gewoon omdat ze uit racistische grond ongewenst waren. Onder andere kogelstootster Lilli Henoch (1899-1942), die later samen met haar moeder gefusilieerd werd, hoogspringster Gretel Bergmann (1914-2017), die nadien weigerde om nog een woord Duits te spreken en Wolfgang Fürstner (1896-1936), die als kapitein van de Wehrmacht het Olympische dorp had gebouwd. Maar bij beëindiging van de werken werd hij uit het leger werd verbannen omwille van zijn Joodse afkomst. Drie dagen na het einde van de Spelen joeg hij zich een kogel door het hoofd.

De enige Joodse atleten die wel mochten deelnemen met het Duitse team waren de schermster Helene Mayer (1910-1953) en ijshockeyspeler Rudi Ball (1911-1975). Mayer had goud gehaald op de Spelen van 1928 in Amsterdam en was nu opnieuw een van de grote titelkandidaten. Ball dankte zijn selectie aan zijn goede vriend Gustav Jänecke (1908-1986) die weigerde om zonder Ball te spelen. De Duitse ploeg had zonder dat duo geen schijn van kans op een medaille. Beiden wilden via hun deelname ook hun familie van deportatie redden

Voor Adolf Hitler (1889-1945) waren de Spelen van Berlijn de ideale gelegenheid om zijn propagandamachine op volle toeren te laten draaien. 'Die Jugend der Welt' was immers te gast en daarvan wilde hij profiteren om zijn 'Arischen Rasse' te verheerlijken. In verschillende buitenlandse kranten verscheen de sarcastische titel 'Der Tod macht Urlaub' (de dood neemt vakantie). Maar zelfs de boycotgedachte van de Verenigde Staten kon de organisatie van de Spelen niet meer verhinderen. Toppunt was dat er nog nooit zoveel landen vertegenwoordigd waren als in het prachtige, op twee jaar tijd gebouwde Berlijnse Olympiastadion.

Op de tonen van de 'Tannhauser' opera marcheerde de Hitler Jugend als eerste het Stadion in. De Duitse hymne werd door het 'Horst-Wessel-Lied' van de National Socialistische Partei (NSP) gevolgd en die krijgshymne zou tijdens deze Spelen 480 keer weerklinken. De openingsceremonie verliep overigens niet 'vlekkeloos'. Toen de atleten in het midden van het stadion stonden, werden 25.000 vredesduiven boven hun hoofden gelost en gelijktijdig werden kanonschoten afgeschoten. Hiervan schrokken de vogeltjes zodanig dat het merendeel van de atleten hun ceremoniekostuum naar de droogkuis mocht brengen.

Gestapo

De Gestapo was alom tegenwoordig, zowel in Berlijn als in het Olympisch dorp. In een pamflet werd uitgelegd dat deze grote machtsontplooiing nodig was om de veiligheid van de Spelen te verzekeren.

Aangepaste sponsoring

Coca Cola was in 1928 met het sponsoren van Olympische Spelen begonnen. Ook nu in Berlijn was de frisdrank overal present. Zij het in aangepaste vorm.

Voor het eerst

Voor het eerst werd de Olympische vlam ontstoken, die vanuit het Griekse Olympia in estafette met de Olympische fakkel naar Berlijn werd gebracht.

74 jaar later

In 2010 verscheen ‘Herbstgold’, de Duits-Oostenrijkse documentaire van cineast Jan Tenhaven (1969-), die de sportieve carrière van vijf bejaarde atleten beschreef, die op dat ogenblik allen nog actief aan sport deden. Twee van hen hadden zelfs aan de Spelen van Berlijn deelgenomen.

Onder het pseudoniem Fedor Broskowe startte de Oostenrijker Alfred Proksch (1908-2011) op 15-jarige leeftijd als illustrator voor Oostenrijkse tijdschriften. Proksch was een gedreven atleet en schreef op de Spelen van Berlijn in voor het polsstokspringen, met een sprong van vier meter eindigde hij zesde. Het jaar nadien won hij goud op de 'British Games' in Londen met een persoonlijk record van 4m11, waarmee hij de beste polsstokspringers van dat ogenblik versloeg. Proksch wist van geen ophouden en vanaf 1994 nam hij deel aan meerdere World Masters wedstrijden, waar hij zich toelegde op discuswerpen, kogelstoten en speerwerpen. In 2009 in Lathi was hij  de enige deelnemer ouder dan 100 jaar. In totaal won hij een zilveren en veertien gouden medailles op de Masters. In 2009 onderging hij een hartoperatie en werd hij ook aan de knie geopereerd. Het weerhield hem ervan niet om verder te sporten en nog twee gouden medailles aan zijn palmares toe te voegen. Zijn vader was een van de oprichters van de Wiener Sport Club, zelf was hij van 1955 tot 2005 voorzitter van de Wiener Cricket und Fussbal Verein.

De in Kroatië geboren Gabre Gabric-Calvesi (1917-2015) verkreeg de Italiaanse nationaliteit door haar huwelijk met hordenloper Allesandro Cavesi (1913-1980).Op de Spelen van Berlijn eindigde ze tiende in het discuswerpen. Twaalf jaar later in Londen vertegenwoordigde ze Italië opnieuw en haalde toen de zeventiende plaats. In de film Herbstgold was ze dus 93 jaar oud en deed ze nog steeds aan discuswerpen. Zij was de schoonmoeder van Eddy Ottoz (1944-), die op de Spelen van 1968 in Mexico goed was voor het brons op de 110m horden en grootmoeder van Laurent Ottoz (1970-) die aan het hordennummer deelnam op de Spelen van 1992 en 1996.

Nieuwe sporten

Alpinisme

Zonder tegenstrevers won het Zwitserse echtpaar Günter Oskar Dyhrenfurth (1886-1975) en Hettie Dyhrenfurth (1892-1972) het bizarre onderdeel Mixed Alpinisme. Met zijn boek Dämon Himalya schreef manlief ook in voor de literaire kunstcompetitie.

Basket

Voor het eerst ook basketbal en handbal op het programma, wel gespeeld in open lucht gespeeld en soms in barre omstandigheden. Zo klopten de Amerikanen in de basketfinale de Canadezen met 19-8 in de gietende regen en op een modderig veld. Door de modder was dribbelen onmogelijk, vandaar de lage score. En toch had die Amerikaanse winst aan een zijden draadje gehangen, bij aanvang van de Spelen wilde de Internationale Basketbal Federatie de regels nog vlug aanpassen. Alle spelers boven 1m90 zouden niet aan de Spelen mogen deelnemen, gelukkig werd dit niet aanvaard. Elk team bestond uit veertien spelers, waarvan er per wedstrijd slechts zeven mochten aantreden. In de Verenigde Staten werden trials gehouden om aan de Spelen te mogen deelnemen. Tot ieders verrassing won het team van Universal Studios en nog verrassender was het goud op de Spelen.

Handbal

Goud voor Duitsland in het handbal, zilver voor Oostenrijk en brons voor Zwitserland. In de finaleronde wonnen de Germanen met 19-6 van Hongarije, met 16-6 van de Zwitsers en met 10-6 van Oostenrijk.

Zweefvliegen

De Zwitserse piloot Hermann Schreiber (1909-2003) kreeg de Aeronautischer Preis nadat hij met een zweefvliegtuig de Alpen overstak. In Berlijn was het een demonstratiesport met veertien piloten uit zeven landen. Veel bronnen meldden verkeerdelijk dat Schreiber de enige deelnemer was. Het Olympisch Comité aanvaardde het zweefvliegen als officieel onderdeel voor de Spelen van 1940, maar die gingen om de gekende redenen niet door.

Kanonnenvlees

Opmerkelijk was dat vier jaar na de Spelen heel wat Duitse atleten naar het front werden gestuurd, waar er ontzettend veel sneuvelden.

Rudolf Waldemar "Rudi" Harbig (1913-1944), 800m, gesneuveld in Oekraïne
Werner Böttcher (1909-1944), 1.500m, gesneuveld in Polen
Franz Barsicke (1905-1944) marathon, gesneuveld in Rusland
Erwin Wegner (1909-1945) 110m horden en tienkamp, gesneuveld in Frankrijk
Willi Kürten (1918-1944) 400 m horden, gesneuveld in Rusland
Hans-Heinrich Scheele (1908-1941) 400m horden, gesneuveld in Rusland
Wilhelm Leichum (1911-1941) brons in de 4x100m en verspringen, gesneuveld in Rusland
Helmut Hamann (1912-1941) brons in de 4 x 400m, gesneuveld in Polen
Herbert Gerhard Dill (1908-1944) 50km snelwandelen, gesneuveld in Luxemburg
Günther Gehmert (1913-1940) hoogspringen, gesneuveld in Frankrijk
Carl-Ludwig "Luz" Long (1913-1943) zilver in het verspringen en hink-stap-springen, gesneuveld in Italië
Albert Arthur Bäumle (1906-1942), verspringen, gesneuveld in Rusland
Heinz Wöllner (1913-1943), hink-stap-springen, gesneuveld in Rusland
Hans-Otto Woellke (1911-1943), goud in het kogelstoten, gesneuveld in Rusland
Helmut Bonnet (1910-1944), tienkamp, gesneuveld in Duitsland
Kurt Oleska (1914-1945), basketbal, gesneuveld in Rusland
Josef Miner (1914-1944), brons in het boksen, gesneuveld in Rusland
Michael Murach (1911-1941), zilver in het boksen, gesneuveld in Rusland
Adolf "Adi" Baumgarten (1915-1942) boksen, gesneuveld in Rusland
Paul Wevers (1911-1941), goud in kajak, gesneuveld in Duitsland
Heinrich Martin Johannes Sack (1909-1941), kajak, gesneuveld in Oekraïne
Xaver Hörmann (1910-1943), brons in kajak, gesneuveld in Rusland
Anton "Toni" Merkens (1912-1944), goud in wielrennen sprint, gesneuveld in Duitsland
Hans Heiner Hoffmann (1915-1945), wielrennen, gesneuveld in Duitsland
Kurt Hasse (1909-1944), goud in jumping, gesneuveld in Rusland
Heinz Brandt (1907-1944), jumping, gesneuveld in Polen
Ludwig Stubbendorf (1906-1941), goud in jumping, gesneuveld in Rusland
Rudolf Lippert (1900-1945), jumping, gesneuveld in Duitsland
Konrad von Wangenheim (1909-1953), jumping, gestorven als krijgsgevangene in Rusland
Adolf "Ala" Urban (1914-1943), voetbal, gesneuveld in Rusland
Otto Siffling (1912-1939), voetbal, gesneuveld in Duitsland
Ernst Friedrich Winter (1907-1943), goud in turnen, gesneuveld in Rusland
Heinz Körvers (1915-1942), goud met de handbalploeg, gesneuveld in Rusland
Arthur Knautz (1911-1943), goud met de handbalploeg, gesneuveld in Rusland
Willy Bandholz (1912-1941), goud met de handbalploeg, gesneuveld in Duitsland
Georg Dascher (1911-1944),  goud met de handbalploeg, gesneuveld in Frankrijk
Hermann "Hannes" Hansen (1912-1944), goud met de handbalploeg, gesneuveld in Rusland
Fritz Messner (1912-1944), zilver met de hockeyploeg, gesneuveld in Oekraïne
Hermann Lemp (1914-1943), moderne vijfkamp, gesneuveld in Rusland
Hugo Strauß (1907-1941), goud in het roeien, gesneuveld in Rusland
Herbert Adamski (1910-1941), goud in het roeien, gesneuveld in Rusland
Martin Karl (1911-1942), goud in het roeien, gesneuveld in Rusland
Wilhelm "Willi" Menne (1910-1945), goud in het roeien, gesneuveld in Rusland
Hans Maier (1909-1943),  goud in het roeien, gesneuveld in Tunesië
Felix Scheder-Bieschin (1899-1940), brons in het zeilen, gesneuveld in Noorwegen
Johann Schulz (?-1942), zwemmen, gesneuveld in Rusland
Karl Wilhelm Johann Schwitalle (1906-1945), gewichtheffen, gesneuveld in Polen
Eugen Deutsch (1907-1945), zilver gewichtheffen, gesneuveld in Duitsland
Ludwig Schweickert (1915-1943), zilver in het worstelen, gesneuveld in Rusland
Werner Seelenbinder (1904-1944), worstelen, gesneuveld in Duitsland
Erich Siebert (1910-1947), brons in het worstelen, als krijgsgevangene gestorven in Rusland
Georg Gehring (1903-1943), brons in het worstelen, gesneuveld in Polen

Alternatieve Spelen geschrapt wegens... oorlog

Uit protest tegen de toekenning van de Olympiade aan het Nazi-regime, zouden er in Barcelona alternatieve Spelen georganiseerd worden. Zesduizend atleten stonden vertrekkensklaar maar moesten hun reis afbreken omdat de Spaanse burgeroorlog was uitgebroken..

Heibel in het voetbal

De voetbalcompetitie zorgde voor de nodige controverses in Berlijn. De FIFA en het IOC hadden acht jaar voordien op de Spelen van Amsterdam al conficten gehad over het amateurstatuut. Het escaleerde toen de FIFA professionele spelers toeliet aan het eerste WK van 1930, waarop het IOC het voetbal uit zijn programma van 1932 in Los Angeles schrapte. De sport was nu terug opgenomen, maar onder strikte voorwaarden. Spelers mochten geen enkele financiële compensatie ontvangen, zelfs niet van hun werkgever. Door deze strenge regels gaven heel wat Europese en Zuid-Amerikaanse landen forfait.

Maar daarmee waren de problemen niet van de baan, want nadat Noorwegen in de kwartfinale Duitsland had uitgeschakeld verliet Hitler razend het stadion. In een andere kwartfinale stond Oostenrijk 0-2 voor maar tegenstander Peru stelde voor affluiten gelijk en won in een uiterst brutaal partijtje na verlengingen met 4-2. Het kwam zelfs zo ver dat enkele Peruaanse supporters het veld opstormden om de Oostenrijkse spelers vast te houden. Uiteraard volgde er protest en de wedstrijd moest herspeeld worden. Dat zagen de Zuid-Amerikanen niet zitten en ze gaven forfait zodat Oostenrijk toch nog zilver haalde. Daarop braken in Lima heel wat onlusten uit aan de Duitse en de Oostenrijkse ambassades.

Voorschrift is voorschrift

Omdat Hitler het Olympisch protocol doorbroken had berispte de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité hem persoonlijk. Na diens overwinning in het kogelstoten was Dolf landgenoot Hans Woellke (1911-1943) namelijk persoonlijk gaan feliciteren. Bij aanvang van de Spelen was Woellke nog een eenvoudige soldaat, maar dank zij het gewonnen goud werd hij door Hitler tot luitenant van de Berlijnse politie bevorderd. Tijdens Wereldoorlog II schopte hij het zelfs tot Kapitein van de Veiligheidspolitie, een regiment van de Waffen SS. In maart 1943 werd hij door Russische Partizanen vermoord, als represaille executeerde de Waffen SS 149 inwoners van het stadje Khatyn.

Goud voor Nurmi 

Goud voor Nurmi, alleen was het niet de 'vliegende Fin' uit de jaren ’20, wel het paard van de Duitse ruiter Ludwig Stubbendorf (1906-1941), die zowel in het individuele nummer als met de Duitse ploeg onklopbaar was. Stubbendorf was de enige Duitse medaillewinnaar die na de Spelen geen bevordering kreeg. Op 17.juli 1941 sneuvelde hij aan het Russische oostfront als Abteilungskommandeur van het 1ste Artillerie Regiment, in Priber aan de rivier de Dnjepr.

Film

De Spelen werden ook wereldberoemd dank zij de schitterende film 'Triumph des Willens' van Leni Riefenstahl (1902-2003).

Nieuwste technologie

Berlijn gingen de geschiedenis in als de Spelen van de nieuwste technologieën. Met vier camera’s in het stadion verzorgden Telefunken en Fernsehn meer dan 138 uur uitzendingen naar 28 speciaal opgerichte stands verspreid over Berlijn, Leipzig en Potzdam, waar 160.000 kijkers alles life konden volgen. Zeppelins en vliegtuigen brachten de bioscoopjournalen naar andere Europese steden, terwijl de resultaten meteen na de wedstrijden via telex naar de media werden verstuurd. De uitzendingen verliepen echter chaotisch, de reporter zelf had geen beeldscherm en moest ‘blind’ commentaar geven. Met de nodige verrassingen overigens. Zo kondigde reporter Bley de aankomst van Hitler in het Olympiastadion aan, terwijl er op dat ogenblik niet meer dan een paar schoenen te zien was.

Alle middelen helpen

Om zoveel mogelijk overwinningen binnen te halen, bezorgde de Duitse overheid haar atleten anabole steroïden.

Bedrieg(st)er geklopt  

Een pijnlijk voorval was de deelname van Dora Ratjen (1918-2008) aan het hoogspringen bij de dames. De Duitse hoogspringsters hadden op voorgaande Spelen geen potten gebroken, dus kwamen de Nazi's op het briljante idee om een mannelijk lid van de Hitlerjugend in te schrijven voor de vrouwencompetitie.

De genitaliën van Hermann Ratjen werden uitermate strak ingebonden, zijn haar kreeg een zo vrouwelijk mogelijke coupe en zie, daar was Dora Ratjen. Helaas voor de Duitsers werd het een grote mislukking, Dora werd namelijk door drie echte vrouwen geklopt. De Hongaarse Ibolya Csák (1915-2006) won, voor de Britse Dorothy Odam (1920-2014) en de Duitse Elfriede Kaun (1914-2008). Die laatste vond het overigens vreemd dat Ratjen in de kleedkamers nooit naakt te zien was. Het bedrog kwam uit toen een treinconducteur aan de politie meldde dat er op zijn trein een man in vrouwenkleren zat. In 1938 had Ratjen het EK gewonnen, haar/zijn medaille moest zij/hij later inleveren en haar/zijn naam werd uit de uitslag geschrapt. Inmiddels had zij/hij immers vier wereldrecords gesprongen. Ratjen werd opgeroepen als soldaat voor Wereldoorlog II en na de oorlog nam hij in Bremen het café/restaurant van zijn ouders over. De hele geschiedenis werd door de Duitsers doodgezwegen maar in 1966 schreef het Amerikaanse 'Time Magazine':

“Negentien jaar na datum dook Dora op als Hermann, een kelner in Bremen die wenend toegaf dat hij door de Nazi’s gedwongen werd om zich als vrouw uit te geven voor de eer en roem van Duitsland.”

Overigens niet het enige geval, de jaren nadien zouden er nog meerdere volgen.

Dikke pech

Pech voor de Duitse worstelaar Werner Seelenbinder (1904-1944), die als fervent communist en antifascist vast van plan was om Hitler tijdens de huldigingsceremonie met één of ander obsceen gebaar duidelijk te maken wat hij van hem dacht. Spijtig genoeg viel hij met zijn vierde plaats net naast dat podium. In 1944 werd Seelenbinder in de Brandenburger gevangenis onthoofd voor zijn betrokkenheid bij een verzetsorganisatie.

Oeps, een klein foutje

In eerste instantie had de Zuid-Afrikaanse Thomas Hamilton-Brown (1916-?) zijn gevecht bij de lichtgewichten verloren van de Chileen Carlos Lillo (1915-?). De officials merkten nadien dat er een fout in hun rekeningen was geslopen en ze beslisten dat de kamp moest worden overgedaan. De Zuid-Afrikaan had zich na de wedstrijd uit pure frustratie echter volgepropt met eten en drinken, waardoor hij zijn oorspronkelijk gewicht niet meer haalde en voor die herkansingdus forfait moest geven.

Goud ondanks hinderen

Heibel in het wielrennen, in de sprintfinale hinderde de Duitser Toni Merkens (1912-1944) de Nederlander Arie van Vliet (1916-2001). In plaats van diskwalificatie kreeg hij een boete van 100 Mark en mocht hij het goud behouden. Merkens sneuvelde tijdens Wereldoorlog II aan het Oostfront.

Japanse Koreanen

In de marathon eindigden de Koreanen Kee-chung Son (1912-2002) en Sung-yong Nam (1912-2001) op de plaatsen een en drie. Beiden liepen echter voor Japan, gezien dat land Korea sedert 1910 bezette. De Engelsman Ernie Harper (1902-1979) finishte als tweede. Bij het hijsen van de Japanse vlag bogen beide Koreanen op het erepodium uit protest het hoofd. Winnaar Son bedekte zelfs moedwillig de Japanse vlag van zijn trainingsvest. Zeker niet het laatste protest op een erepodium, er zouden er in de loop der jaren nog heel wat volgen.

Tweede of derde?

De Japanse polstokspringers Nishida Shuhei (1910-1997) en Oe Sueo (1914-1941) kampten vijf uur lang om de zilveren medaille, uiteindelijk besliste de wedstrijdjury om het zilver aan Nishida te geven omdat die minder pogingen nodig had.

Terug in Japan lieten beiden hun medailles in twee zagen en een halve bronzen en een halve zilveren aan elkaar lassen. In Japan werden dit 'de medailles van de vriendschap' genoemd.

Hilter’s nachtmerrie 

De Spelen van de schande werden ze genoemd, omdat Hitler Jesse Owens (1913-1980) niet zou gegroet hebben, de eerste zwarte atleet met vier gouden medailles.

“Volledig foute informatie,” openbaarde Owens in 2002 tijdens een interview, “toen ik voorbij Hitler kwam, stond hij recht, wuifde hij naar mij en ik wuifde terug. Integenedeel, het was onze eigen president Roosevelt die me onheus bejegende.”

Owens won de 100m in 10.3, de 200m in 20.7 (nieuw WR), met zijn maats de 4 x 100m in 39.8 (opnieuw een WR) en het verspringen met 8m06 (OR). De 39.8 op de 4 x 100m hield twintig jaar stand. Eén jaar na de Olympiade verzaakte Owens aan zijn amateurstatuut en liep hij tegen betaling wedstrijden tegen paarden. De volbloeden schrokken van het startschot, wat Owens de nodige voorsprong gaf.

“Ik had het geld nodig, ik kwam uit een negerfamilie met acht kinderen,” rechtvaardigde hij zijn beslissing tegenover critici, die de manifestaties als beschamend omschreven.

In 1980 stierf Owens aan longkanker. Als aandenken voor zijn schitterende prestaties werd in 1984 een laan naar hem genoemd in de onmiddellijke omgeving van het Berlijnse Olympiastadion, de 'Jesse-Owens-Allee'.

Echte vriendschap

Na een dramatische kwalificatieronde in het verspringen, waarin Owens zich bijna niet voor de finale kon plaatsen, gaf zijn Duitse tegenstander Lutz Long (1913-1943) hem nuttige raad. Daardoor won Owens het nummer, waarin beide springers om beurt vijfmaal het Olympisch record verbeterden. Long was de eerste om de Amerikaan te feliciteren en beiden liepen arm in arm naar de kleedkamers. Op de tribune aanzag iemand het gebeuren met lede ogen. Na de Spelen werden ze dikke vrienden. De Duitser stierf in 1943 in een Brits militair hospitaal, nadat hij als Obergefreiter gewond werd in Sicilië. Later kreeg hij postuurm de 'Pierre de Coubertin' prijs als erkenning voor zijn fair play postuum.

De meest succesvolste atleten

Gastland Duitsland verzamelde de meeste medailles: 33 keer goud, 36 keer zilver en drie keer brons. De Verenigde Staten op plaats twee met 24 gouden, 20 zilveren en 12 bronzen plakken. Vooral de Duitse turners vielen op met hun dozijn medailles.  

De Duitse turner Konrad Frey (1909-1974) haalde driemaal goud (ploegklassement, paard voltige en baren), éénmaal zilver (horizontale baren) en tweemaal brons (all-round en bodem). 

Teamgenoot Alfred Schwarzmann (1912-2000) bemachtigde drie keer goud en twee keer brons. Tijdens Wereldoorlog II was hij parachutist.

De Franse wielrenner Robert Charpentier (1916-1966) won drie keer goud, terwijl ploegmaat Guy Lapebie (1916-2010) tweemaal goud en éénmaal zilver haalde.

De Engelse roeier Jack Beresford (1899-1977) won de dubbel scull met Leslie Southwood (1906-1986), het derde opeenvolgende goud en meteen ook zijn vijfde medaille op vijf opeenvolgende Spelen. Voor de ogen van Hitler en met nog 200 meter te roeien haalden de Britten de Duitse ploeg in en wonnen ze 'the sweetest race I ever rowed', zoals Beresdorf de wedstrijd omschreef.

Nog effe oefenen 

De Amerikaanse hoogspringer Cornelius Johnson (1913-1946) vond het niet nodig om bij de kwalificatiehoogte van 1m85 zijn trainingspak uit te doen. Met een sprong van 2m03 won hij nadien de finale van zijn landgenoten David Albritton (1913-1994) en Delos Thurber (1916-1987). Opnieuw drie zwarten op het podium, Dolf zag het zwart in. Tijdens de Amerikaanse kwalificatiewedstrijden net voor de Spelen hadden Johnson en Albittron het wereldrecord op 2m07 gebracht.

Tienkamper werd Tarzan

De tienkamp werd door Glenn Morris (1912-1974) gewonnen met een nieuw wereldrecord van 7.900 punten. Na de Spelen tekende de Amerikaan een contract bij radiozender NBC als sportverslaggever en in 1938 werd hij gevraagd om mee te spelen n drie Tarzanfilmen met de hoofdrol in 'Tarzan's revenge' als hoogtepunt. In 1940 werd hij zwaar gewond tijdens de Oorlog van de Stille Zuidzee, hij raakte nadien aan lager wal en stierf in armzalige omstandigheden.

Zwakke Belgen

Amper twee bronzen medailles voor de Belgen, het was ooit wel eens anders geweest. Het wielerkwartet Auguste Garrebeek (1912-1973), Armand Putzeys (1916-2003), Jean-François Van der Motte (1913-2007) en Jef Lowagie (1903-1985) eindigde derde in het landenklassement van de wegwedstrijd.

De waterpoloploeg haalde eveneens brons: Henry Disy (1913-1989), Joseph de Combe (1901-1965), Henri Stoelen (1906-1977), Fernand Isselé (1915-1994), Albert Castelyns (1917-?), Gérard Blitz (1901-1979), Pierre Coppieters (1907-?), Henri de Pauw (1911-?) en Edmond Michiels (1913-?).

Wapenfabrikant wint brons

Met vijf ploegmaats won Alfred Krupp (1907-1967) brons in het zeilen van de 8 meter klasse. Krupp had een wapenfabriek die in Wereldoorlog II wapens leverde aan de troepen van Hitler en daarvoor werd hij na de oorlog in Nürnberg als oorlogsmisdadiger veroordeeld.

Zwemmen

De zwemcompetitie werd in het splinternieuw Olympisch bad gehouden, dat samen met het stadion speciaal voor de Spelen was gebouwd. Ondanks het slechte weer en de atletiekgebeurtenissen die iets verderop doorgingen, kwam toch een massa volk opdagen. Alle zitjes waren steeds opnieuw bezet voor de zes verplichte nummers van de mannen en de vijf voor de vrouwen voor 128 deelnemers uit twintig landen.

Innovatie in het schoolslagnummer, waar de Amerikaan Herbert Higgins (1916-2004), de Duitser Jochen Balke (1917-1944) en de Braziliaanse Maria Lenk (1915-1972) de vlinderslagtechniek introduceerden. Alle drie geraakten ze in de finale, maar haalden het podium niet. Ook Jochen Balke sneuvelde in 1944 in Rusland. Na de Spelen werd die vlinderslag verboden in het schoolslagnummer.

Bij de dames een Nederlandse suprematie met winst in vier van de vijf nummers.

Bij de mannen een tweestrijd tussen Japan en de Verenigde Staten met een verrassende winnaar op de 100m vrije slag. De Hongaar Ferenc Csik (1913-1945) gaf de Japanners Masanori Yusa (1915-1975) en Shigeo Arai (1916-1944) het nakijken. Csik studeerde af als arts, hij sneuvelde echter bij een bomaanslag toen hij in Wereldoorlog II een gewonde aan het verzorgen was.

De zeventienjarige Adolph Kiefer (1918-2017) won de 100m rugslag in 1.04.8, een nieuw wereldrecord dat liefst vijftien jaar stand hield. De Amerikaan zwom de 100 yards rugslag met een chrono van 58.5 als eerste onder de minuut. Na de Spelen reisde Kiefer met andere Amerikaanse medaillewinnaars de wereld rond. In Europa, Japan, China en Zuid-Amerika werden de beste zwemmers van dat ogenblik uitgedaagd in onderlinge duels. Van zijn tweeduizend gezwommen wedstrijden verloor Kiefer er amper twee. Tijdens Wereldoorlog II werd hij voor een Tarzan-film gevraagd, hij koos echter voor een carrière in het Amerikaanse leger.

De 17-jarige Nederlandse 'Rie' Mastenbroek (1919-2003) won drie gouden en één zilveren medaille. In de finale van het koninginnennummer lag ze na 50m op plaats vijf en met nog tien meter te gaan was ze derde. Met een furieuze eindspurt walste ze echter over iedereen heen. Drie dagen later werd ze tweede op de 100m rugslag. De dag nadien zorgde ze voor de beslissing in de 4 x 100m vrije slag. In de strijd om de overwinning haalde ze de twintig meter achterstand op Duitsland op en zwom ze in een ruk naar het goud. De 400m vrije slag was de vierde finale in vijf dagen tijd. De Deense Ragnhild Hveger (1920-2011) leidde de race tot op 25 meter van de finish, maar de Hollandse perste er opnieuw een vernietigende spurt uit en won zelfs met één meter verschil. Na de Spelen schonk ze één van haar gouden plakken weg om geld in te zamelen voor de bouw van een dorp voor gehandicapten. Maar ze kreeg ruzie met trainster 'Ma' Braun (1881-1956) waarna ze stopte met wedstrijdzwemmen. Omdat ze de job als zwemlerares aanvaardde, ontnam de zwembond haar het amateurstatuut en daardoor mocht ze niet meer aan internationale wedstrijden deelnemen. Tijdens haar carrière verbeterde de Rotterdamse negen wereldrecords, zes op rugslag, drie op vrije slag.

In de finale van de 100m rugslag versloeg de Nederlandse Nida Senff (1920-1995) haar landgenote 'Rie' Mastenbroek (1919-2003). Meteen ook de meest besproken wedstrijd van de Spelen. De Amerikaanse topfavoriete Eleanor Holm (1913-2004) was door haar teamleider geschorst omwille van champagneperikelen ('Ik train op kaviaar en Champagne') tijdens de overtocht vanuit de Verenigde Staten. Maar het grootste spektakel moest nog komen. Senff miste haar keerpunt compleet, zwom terug om dat keerpunt te hernemen en won alsnog de wedstrijd. Ze was getrouwd en scheidde van 'Stans' Scheffer (1914-1982), die in Berlijn in de reeksen van de 100m rugslag sneuvelde. 

De 12-jarige Deense Inge Sørensen (1924-2011) was met brons op 200m schoolslag de jongste medaillewinnaar ooit in een individueel nummer. De Japanse Hideko Maehata (1914-1995) won, nadat ze vier jaar voordien zilver had gehaald en Martha Geneger (1911-1995) tikte aan als tweede. De Duitse was twee jaar voordien nog Europees kampioen geworden in dat nummer. Sørensen van haar kant werd in 1938 Europees kampioen maar schreef vooral geschiedenis in Berlijn. Bij de medaille-uitreiking weigerde ze Hitler te groeten en bleef ze stokstijf staan. Om die reden werd ze als een een heldin onthaald bij haar terugkeer in Denemarken en er werd zelfs een verzetslied ter hare ere gecomponeerd. 'Lidt Fængslende Inge', vrij vertaald 'Kleine Boeiende Inge'.

De Amerikaanse duikkampioene Marjorie Gestring (1922-1992) was amper dertien jaar en negen maanden oud, waarmee ze de jongste gouden medaillewinnares uit de Olympische geschiedenis werd op de 3-meter plank.

Landgenote Dorothy Poynton (1915-1995) verdedigde met succes haar gouden medaille van vier jaar voordien in het torenspringen en daarmee was ze de eerste vrouw die daarin slaagde. Ze werd voor heel wat TV-commercials gevraagd, won zeven Amerikaanse titels en startte na haar sportcarrière een aquatic club in Los Angeles.